4gt if and word order

Hello everyone! 


Je krijgt nu eerst kort uitleg over de 'second conditional' en 'word order' en daarna ga je er mee oefenen.

De LessonUp van maandag ging al over 'adverbs & adjectives'.
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hello everyone! 


Je krijgt nu eerst kort uitleg over de 'second conditional' en 'word order' en daarna ga je er mee oefenen.

De LessonUp van maandag ging al over 'adverbs & adjectives'.

Slide 1 - Tekstslide

          
           Second conditional
  

Slide 2 - Tekstslide

Second Conditional

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer gebruiken we deze 'if-zinnen'? 
- Wordt gebruikt als het niet waarschijnlijk is dat iets gaat gebeuren
- Wanneer het om niet alledaagse situaties gaat

(We noemen 'if-sentences' over onwaarschijnlijke situaties ook wel de 'second conditional'). 

If I won a lot of money, I would buy a big house in the country.

Slide 4 - Tekstslide

If-sentences/second conditional
Bestaan uit 2 delen:
- Bijzin met voorwaarde (begint met if)
- Hoofdzin met gevolg

Dus bijvoorbeeld:
Als ik een miljoen zou winnen, zou ik een huis kopen.
If I won a million, I would buy a house. 

Slide 5 - Tekstslide

Opbouw
Een 'second conditional' wordt altijd op dezelfde manier gebruikt:

If I won a million,                       I would buy a vila.
Past Simple              +               Would + hele ww.
werkwoord + ed                                                          
of rij 2                                                                              

Slide 6 - Tekstslide

Dus altijd:

If..... Past Simple               +               Would + hele ww

(kan natuurlijk ook andersom)

 Would + hele ww             +                  If..... Past Simple 

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeelden

Slide 8 - Tekstslide

Bij I/he/she/it: Geen was, maar were

Slide 9 - Tekstslide

Handige tip:
Staat in de ene helft van de zin het woordje would, dan staat in de andere helft een werkwoord in de verleden tijd, en andersom

Je kan niet in beide zinshelften het woordje would hebben.

Je herkent de helft van de zin aan de komma. 

Slide 10 - Tekstslide

Houd je van muziek?

In het volgende filmpje hoor je fragmenten uit liedjes, waar deze 'if-sentences' in voor komen --->

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

We gaan nu oefenen met de Grammar
--->

Slide 13 - Tekstslide

If I had the time, I ..... in Chicago a little longer.
A
stay
B
would stay

Slide 14 - Quizvraag

If my brother ..... the chance, he would move to another city.
A
had
B
would have

Slide 15 - Quizvraag

You would be surprised if you .....how much I paid for this.
A
knew
B
would know

Slide 16 - Quizvraag

If Rebecca could, she ...... chocolate every day.
A
ate
B
would eat

Slide 17 - Quizvraag

If my parents weren't away on vacation. they ..... to meet you.
A
loved
B
would love

Slide 18 - Quizvraag

We would go to the park today, if it ..... raining so much.
A
wasn't
B
wouldn't be

Slide 19 - Quizvraag

If it were up to me, I ..... music every day.
A
made
B
would make

Slide 20 - Quizvraag

If I were you, I ..... my homework today.
A
did
B
'd do

Slide 21 - Quizvraag

Fill in the second conditional:
If England ... (have) better weather, it ... (be) the perfect place to live.

Slide 22 - Open vraag

We gaan nu door met een andere Grammar: Word Order
(oftewel: Woordvolgorde van een zin)

Slide 23 - Tekstslide

Word order

Slide 24 - Tekstslide

Word order
Regels:

Wie?      doet       wat?       waar?                   wanneer?
                                                  plaats      voor       tijd

Hoe vaak?
Voor het werkwoord (of achter am/is/are)

Slide 25 - Tekstslide

Grammar: bijwoorden van tijd
Always, often, never, sometimes, usually, mostly, regularly en seldom zijn bijwoorden van tijd.

Ze geven aan HOE VAAK iets gebeurt

Slide 26 - Tekstslide

Adverbs of frequency
Adverbs of frequency

Slide 27 - Tekstslide

BIJWOORDEN van TIJD
always
usually
regulary
often
sometimes
seldom
never

vóór het werkwoord
talk / write / watch / sit / can / have / move / etc.
na
am / are / is
was / were

Slide 28 - Tekstslide


De bijwoorden voor tijd staan VOOR het werkwoord.
vb. I always go to school
      We seldom make our beds

De bijwoorden van tijd staan ACHTER een vorm van to be (am, are, is, was, were)
vb. I am never busy
       He is sometimes bored

Slide 29 - Tekstslide

We gaan weer even oefenen!
-->

Slide 30 - Tekstslide

Word order
Een tekst kan uit 5 onderdelen bestaan. Zet deze in de juiste volgorde
Wie
Doet
Wat
Waar 
Wanneer

Slide 31 - Sleepvraag

Put in the right word order:
to school - walk - always -I - on Monday

Slide 32 - Open vraag

Ik wandel elke dag naar school.
(Pay attention to word order)

Slide 33 - Open vraag

Put in the right word order:
the North Pole-cold-it-is at-always

Slide 34 - Open vraag

Put in the right word order:
the glass-dropped-almost-I

Slide 35 - Open vraag

Put in the right word order:
friends-be-we-always-will

Slide 36 - Open vraag

Slide 37 - Tekstslide