Histoire littéraire du Classicisme

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4-6

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Le Classicisme
Lis les informations p. 35-36 sur:
Les faits
Les arts

Slide 2 - Tekstslide

Waar denk je aan bij het classicisme?

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Video

Noem 5 dingen uit het filmpje
over Louis XIV

Slide 5 - Woordweb

De pruikentijd (die tot in de 19e eeuw zou duren) begon met Louis XIV. Waarom begon hij hiermee?
A
Hij had stijl haar en wilde graag krullen
B
Hij was kaal als gevolg van roodvonk
C
Hij was het zat om dagelijks een uur bij de kapper te moeten zitten
D
Hij vond een grote haardos passen bij het koningschap

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Le théâtre
  • Lijken op die van de klassieken oudheid
  • La régle des trois unités:
Unité de temps: Het verhaal moet zich afspelen binnen 24 uur.
Unité de lieu (plaats): alles speelt zich af op één plek.
Unité d'action (handeling): één verhaallijn, geen nevenintriges 
  • La bienséance (de welvoeglijkheid) : Op het toneel, geen bloed vloeien en geen grof taalgebruik.  

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Le théâtre: La tragédie (Racine, Corneille) :=(

  • De held moet moeilijke keuzes maken tussen zijn hartstocht en zijn eer. 
  • Veelal onderwerpen uit de klassieke mythologie
  • Het thema van een tragedie is een conflictsituatie die eindigt met de gewelddadige dood of de sociale en psychische ondergang van de hoofdpersoon.
  • Tragische eind


 et la comédie (Molière) :=)

  • De zeden en gewoontes van die tijd op hak genomen: kritiek te leveren op het hofleven en de maatschappij. 
  • Literair werk dat is geschreven met de bedoeling lezers/kijkers te vermaken en te amuseren
  • In de komedies van Molière, werd het toneelspel afgewisseld door dans: Comédie-Ballet.
  • Molière speelde ook vaak in zijn eigen stukken.
  • Regels: hoefde niet aan alle classicistische regels te voldoen.

Slide 14 - Tekstslide

La comédie: Le malade imaginaire de Molière
  • Voor het eerst opgevoerd in 1673, gaat over de hypochonder Argan,wiens leven draait om ziektes waaraan hij denkt te lijden. 
  • Dit stuk neemt niet enkel Argan op de hak maar ook de doktoren die aan hem goed geld verdienen. 
  • (Leuk?) weetje: Molière, die zelf de rol van Argan vertolkte, kreeg een toeval op het toneel en overleed aldaar. (Hij regisseerde zijn eigen stukken en speelde er zelf ook in mee!)

Slide 15 - Tekstslide

La comédie: Le malade imaginaire de Molière
Grandes Lignes Littérature
Le Classicisme - La comédie  "Le malade imaginaire" de Molière - p. 36 + 37 + 38

Slide 16 - Tekstslide



Drama: La tragédie

  • Het meest nobele genre tijdens het classicisme. 
  • Beroemdste tragedieschrijver = Jean Racine.
  • Hooggeplaatste personen (vaak gebaseerd op personen uit de oudheid) -> onoplosbare psychologische of morele conflicten  ->  een onomkeerbaar noodlot.
  • Strikte vormregels (van Aristotoles!):
1. bienséance (geen bloedvergieten, geen schokkende gebeurtenissen rechtstreeks)
2. catharsis (zuiverende werking op toeschouwer, geschokt, maar leert ervan -> beter mens!)
3. règles des trois unités (éen plek, één etmaal, één verhaallijn).

Slide 17 - Tekstslide

La tragédie: "Phèdre" de Racine
  • Jean Racine (1639-1699) = beroemdste tragedieschrijver, lid van de Académie Française, een belangrijke positie aan het hof bekledend. 
  • De Bijbel en de klassieke toneelstukken -> belangrijkste inspiratiebronnen voor zijn toneelstukken. 
  • Conflict tussen liefde en familie-eer staan centraal bij zijn personnages.
  • Phèdre: het hoofdpersonnage Phèdre, een Griekse koningin, wordt verliefd op haar stiefzoon...
  • Page 39-40-41-42

Slide 18 - Tekstslide

--> Le corbeau et le renard

Slide 19 - Tekstslide

Les fables: Jean de la Fontaine
  • Kritiek op de maatschappij, politiek en het hofleven van zijn tijd.
  • Dergelijke kritiek is altijd indirect
  • kort, verzonnen verhaal waarin dieren de hoofdrol spelen. Ze krijgen een typische menselijke eigenschap toegeschreven, en kunnen spreken en handelen.

  • Succes -> tot adelstand verheven 
  • Protecteur = Fouquet

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Les fables: "Le loup et l'agneau" de de La Fontaine
Grandes Lignes Littérature
Le Classicisme - Les fables "Le loup et l'agneau" de de La Fontaine - p. 43 + 44 + 45 exercice 6 abc

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Welke regel hoort NIET bij het Classicisme? (Bij het klassieke toneel)
A
Eenheid van tijd, plaats en handeling
B
La Bienséance: geen bloed en geen grof taalgebruik
C
Het moet een intrige uit de Klassieke oudheid hebben
D
Het moet gaan over gewone mensen, boeren, zeelui, etc

Slide 24 - Quizvraag

Wat is NIET kenmerkend voor een fabel?
A
Er zit altijd een moraal in het verhaal
B
Er zit altijd een vos in, zoals maître Renard
C
De hoofdpersonen zijn dieren
D
Er wordt verholen kritiek gegeven op de maatschappij

Slide 25 - Quizvraag

Wat scheef Molière vooral?
A
Komedies
B
Tragedies
C
Fabels

Slide 26 - Quizvraag

Waarom schreef Jean de la Fontaine fabels?
A
Om politieke en maatschappelijke kritiek te kunnen uiten
B
Omdat hij van dieren hield
C
Omdat hij dieren beter vond dan mensen
D
Omdat hij alleen voor kinderen schreef

Slide 27 - Quizvraag

Wat wordt herdacht/gevierd op le 14 juillet?
A
De dood van Louis XIV
B
De onthoofding van Louis XVI en Marie-Antoinette
C
De bestorming van de Bastille
D
Het verschijnen van de eerste encyclopedie

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Tekstslide

Au Travail: Groepjes van 2-3/ Verdeel de rollen: 
bijvoorbeeld
Manager- jij zorgt dat alles op een tijdbalk te vinden is.
Lezer - jij leest voor
Schrijver - jij noteert

Slide 30 - Tekstslide

Maak een nieuw document + namen van groepsleden.
Zoek op, noteer, maak een tijdbalk en presenteer
groep 1: 17e eeuw - politiek/ geschiedenis: Le grand siècle et le roi Soleil
groep 2: 17e eeuw - Louis XIV en Versailles
groep 3: 17e eeuw - De maatschappij 
groep 4: 17e eeuw - Tragedies en komedies
groep 5: 17e eeuw - Molière/Racine
groep 6: 17e eeuw - La Fontaine

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide