Frans H3

Herhaling hoofdstuk 3
gemaakt door: Isabeau
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling hoofdstuk 3
gemaakt door: Isabeau

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud
- Voca
-  Zinnetjes
- aanwijzend vnw
- pouvoir/vouloir
- avoir/être/1 ww op [p.c] [présent, er]

Slide 2 - Tekstslide

Wat betekent dépenser in NL?
A
sorry
B
eigen
C
uitgeven
D
minder

Slide 3 - Quizvraag

de mode

61
91
de broek
het winkelcentrum
la mode
soixante-et-un
quatre-vingt-onze
le pantalon
le centre commercial

Slide 4 - Sleepvraag

la rue
A
de straat
B
de trui
C
vreselijk
D
eigen

Slide 5 - Quizvraag

assez
A
niets
B
de grap
C
vreselijk
D
genoeg

Slide 6 - Quizvraag

l'hiver m
A
de winter
B
de maand
C
lelijk
D
verslaafd

Slide 7 - Quizvraag

accro
A
de winkel
B
de appel
C
verslaafd
D
sorry

Slide 8 - Quizvraag

Ou est ce que tu veux acheter?
Hier staat een goed geschreven: wat wil je kopen in het frans?
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Wat moet wat wil je kopen in het Frans dan wel zijn?

Slide 10 - Open vraag

Il coute combien?
Soixante-dix euros.
C'est cher.
Ou'est-ce que elle aime porter?
Hoeveel kost het?
Zeventig euro.
Dat is duur.
Wat vind zij leuk om te dragen.

Slide 11 - Sleepvraag

Aanwijzen voornaamwoord
In het frans heb je net zoals in het Nederlands aanwijzende voornaamwoorden (die, dat, deze, dit). In het Frans zijn die, deze, dit en dat ce, cet, cette en ces. Wanneer je welke vorm gebruikt zie je in de foto hiernaast.

Slide 12 - Tekstslide

Ces/ce/cette/cet homme porte un pull?
A
cet
B
ce
C
ces
D
cette

Slide 13 - Quizvraag

Je préfère ces/cet/ce/cette marque.
A
ce
B
cette
C
ces
D
cet

Slide 14 - Quizvraag

Tu aimes ce/cet/cette/ces style?
A
cette
B
ces
C
cet
D
ce

Slide 15 - Quizvraag

J'achète ces/cet/ce/cette modèles.
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 16 - Quizvraag

pouvoir, vouloir, avoir, être (p.c en présent.)


Pouvoir en vouloir zijn onregelmatige werkwoorden. Eigenlijk moet je ze er gewoon in stampen hetzelfde geldt voor avoir en être. Bij de p.c moet je gewoon een werkwoord van avoir vervoegen samen met een ander werkwoord bijvoorbeeld: j'ai parlé. Dus je moet het vervoeg afhankelijk van het woord dat er voor staat net zoals bij de présent alleen doe je dan dit nous parlons.

Slide 17 - Tekstslide

Tu veux
nous pouvons
j'aime
je suis
j'ai
ik hou van
ik ben
ik heb
wij kunnen/mogen
jij wilt

Slide 18 - Sleepvraag

Ik snap alles!
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll