In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Met welk middel verwijder je kalkaanslag?
A
ammoniak
B
bleekmiddel
C
ontsmettingsmiddel
D
schoonmaakazijn
Slide 1 - Quizvraag
Dit schoonmaak materiaal heet:
A
een wisser
B
een schrobber
C
een ragebol
D
een bezem
Slide 2 - Quizvraag
Slide 3 - Tekstslide
Profielvak mens en omgeving
leerjaar 3
periode 1
Thema: schoonmaken, de werkvolgorde en pictogrammen
Competentie: zelfstandig werken en leren & reflecteren
Slide 4 - Tekstslide
Afspraken
Telefoon in Hotel
Werkboek
Laptop
Geen kauwgom
PEN
Huiswerk: hoofdstuk 2
Slide 5 - Tekstslide
hetklokhuis.nl
Slide 6 - Link
Lesdoelen
Aan het einde van de les kun je:
-gevaarsymbolen herkennen
- de schoonmaakregels noemen
- vertellen wat schoonmaakfrequentie is
- weet je wat ergonomisch werken is
- benoemen wat de arbo inhoudt
Slide 7 - Tekstslide
Gevaarsymbolen
Onjuist gebruik van chemische stoffen kan leiden tot ongelukken. Daarom is het belangrijk dat je de informatie op de etiketten op de verpakking van huishoudchemicaliën goed leest, dat je weet wat de gevaarsymbolen betekenen en dat je het product volgens de aangegeven informatie gebruikt.
Slide 8 - Tekstslide
Een operatiekamer moet ruwschoon zijn
A
waar
B
niet waar
Slide 9 - Quizvraag
Veiligheid is een reden om schoon te maken
A
waar
B
niet waar
Slide 10 - Quizvraag
De schoonmaakfrequentie van de ramen is wekelijks
A
waar
B
niet waar
Slide 11 - Quizvraag
Desinfecteermiddelen zorgen ervoor dat micro-organismen gedood worden
A
waar
B
niet waar
Slide 12 - Quizvraag
De garage moet huishoudelijk schoon zijn
A
waar
B
niet waar
Slide 13 - Quizvraag
Chloor is een
A
onderhoudsmiddel
B
reinigingsmiddel
C
desinfecteermiddel
D
oplosmiddel
Slide 14 - Quizvraag
Synthetische schoonmaakmiddelen zijn beter voor het milieu