Unit 4.2 - Grammar - Tag questions

Korte vragen (tag questions)
Tag questions komen aan het einde  van een zin te staan. 
Je gebruikt de tags om iemands mening  te vragen of 
om een bevestiging  te vragen.

Bijvoorbeeld:
She is very nice, isn't she?
Zij is erg aardig, toch?


1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Korte vragen (tag questions)
Tag questions komen aan het einde  van een zin te staan. 
Je gebruikt de tags om iemands mening  te vragen of 
om een bevestiging  te vragen.

Bijvoorbeeld:
She is very nice, isn't she?
Zij is erg aardig, toch?


Slide 1 - Tekstslide

Unit 4 - Lesson 2 - Question tags

Slide 2 - Tekstslide

Unit 4 - lesson 2
Today it's about...
question tags, isn't it?

Slide 3 - Tekstslide

You know how to use question tags.
You know how to use words concerning sports.

Slide 4 - Tekstslide

Plan
  • Explanation question tags
  • Quiz questions tags
  • Do exercise 5 and 6 and 10 in class

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide



You first need to know...
What's a tag?

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Eazy peezy ? 

Go ahead
Do unit 4.2:  Ex. 6,7 (page 141)
in your book.
More explanation ?

Listen to the teacher's explanation.

Pay attention

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

____
___

Slide 11 - Tekstslide

Tag questions
positive sentence = negative tag

He is the youngest, isn't he?

negative sentence = positive tag

She isn't happy, is she?

Slide 12 - Tekstslide

1. Herhaal de vorm van 'to be' (am/are/is)  
Is de zin positief (+), dan wordt de tag question negatief (-)     
Is de zin negatief (-), dan wordt de tag question positief (+)    (+) Lisa  is late for school, ______  she?  (-) 
       (-)  Lisa  isn't  late for school, _____ she? (+)
       (+) We  are  late for school, ______ we? (-) 
       (-) They  aren't  late for school, ______  they? (+)

Slide 13 - Tekstslide

1. Herhaal de vorm van 'to be' (am/are/is)  
Is de zin positief (+), dan wordt de tag question negatief (-)     
Is de zin negatief (-), dan wordt de tag question positief (+)    (+) Lisa  is late for school, isn't  she?  (-) 
       (-)  Lisa  isn't  late for school, is  she? (+)
       (+) We  are  late for school, aren't  we? (-) 
       (-) They  aren't  late for school, are  they? (+)

Slide 14 - Tekstslide

Let op!
Er is één uitzondering:
I AM always happy, AREN'T I?
AMN'T BESTAAT NIET!

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

It isn't the same as European football, ..... ......?

Slide 17 - Open vraag

There are big differences between the two games, ..... .....?

Slide 18 - Open vraag

You don't play Canadian football, ... ...?

Slide 19 - Open vraag

Your Canadian friend John doesn't call it ice hockey, ..... .....?

Slide 20 - Open vraag

Field hockey and hockey aren't the same sport, ..... .....?

Slide 21 - Open vraag

I'm a good field hockey player, .... ....?

Slide 22 - Open vraag

Let's do exercise 6,7 (page 141)
in class (=klassikaal)

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide


 Studybox - lesson 2 (= your homework for today)
Do exercise 9 (page 142) and check whether you know the description of the words.

Slide 25 - Tekstslide

timer
2:00

Slide 26 - Tekstslide

I understand and know how to use the question tags
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Slide 28 - Tekstslide

Practice makes perfect

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Link

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Slide 33 - Video

Homework: online
DO: Ex 3, 4a and 6.
pg.145-147
STUDY Grammar - 
much, many, alot - page 173

Slide 34 - Tekstslide

Have a nice day, eh :-)

Slide 35 - Tekstslide