4.8 1KGT Spelling les 1

  • Werkboek en etui op tafel
4.8 Spelling
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 35 min

Onderdelen in deze les

  • Werkboek en etui op tafel
4.8 Spelling

Slide 1 - Tekstslide

  • Maak het werkblad
  • Daarna maak je de bingokaart met de woorden van blz. 51
4.8 Spelling
Vandaag
timer
9:00

Slide 2 - Tekstslide

  • Opdracht 10, 11 en 12 blz. 55-56


Huiswerk bespreken
Huiswerk bespreken 1C

Slide 3 - Tekstslide

  • hoe je de verleden tijd van zwakke werkwoorden schrijft.
  • hoe je het meervoud van zelfstandige naamwoorden (zn) schrijft.
4.8 Spelling
In deze paragraaf leer je:

Slide 4 - Tekstslide

  • sterk werkwoord  - de klank verandert in de verleden tijd
                                     zwem - zwom, loop - liep
  • zwak werkwoord  - de klank verandert niet
                                   - +te(n) of de(n) in de verleden tijd
                                     ren - rende  - fiets - fietste - klop - klopte
4.8 Spelling
Even herhalen

Slide 5 - Tekstslide

  • Wat is 'hele werkwoord'?

  • Het infinitief. De basis van het werkwoord.
     Meestal zijn de laatste 2 letters 'en'.

  • werken  - rennen  - spelen - zitten - vragen - blazen
4.8 Spelling
Even wat herhalen....

Slide 6 - Tekstslide

  • Wat is de stam van een werkwoord?

  • Dat is het hele werkwoord min en

  • werken  - rennen  - spelen - zitten - vragen - blazen
  • werk      - renn      - spe    - zit      -  vrag    - blaz
4.8 Spelling
Even wat herhalen....

Slide 7 - Tekstslide

  • Wat is de ik-vorm (tt) van een werkwoord?

  • Dat is soms de stam, maar soms moet je ook wat aanpassen

  • werken  - rennen  - spelen - zitten - vragen - blazen
  • werk      - renn      - spe    - zit      - vrag     - blaz
  • werk      - ren        - speel   - zit      - vraag   - blaas
4.8 Spelling
Even wat herhalen....

Slide 8 - Tekstslide

4.8 Spelling
Leertekst : werkwoorden in de verleden tijd 2 (blz.75)
  • Veel werkwoorden veranderen in de verleden tijd niet van klank.
      We noemen dit zwakke werkwoorden of regelmatige werkwoorden.
  • Ze krijgen in de verleden tijd na de ik-vorm + te(n) of + de(n).
  • Wanneer je het woord hardop uitspreekt hoor je vaak of het +te(n) of +de(n) is.

  • fietste - rende - praatte - durfden - pakten - rustte - verfde - klopte - juichte

  • Maar het 't f s ch p X kan je helpen.......

Slide 9 - Tekstslide

4.8 Spelling
Leertekst : werkwoorden in de verleden tijd 2 (blz.75)
hele werkwoord
stam
ik-vorm (tt)
vt enkelvoud
+ te of + de
vt meervoud
+ ten of +den
fietsen
fiets
fiets
fietste
fietsten
lachen
lach
lach
lachte
lachten
praten
prat
praat
praatte
praatten
tekenen
teken
teken
tekende
tekenden
leven
lev
leef
leefde
leefden
raden
rad
raad
raadde
raadden
!
!

Slide 10 - Tekstslide

4.8 Spelling
Leertekst : werkwoorden in de verleden tijd 2 (blz.75)
't f s ch p X 


Slide 11 - Tekstslide

  • Maak opdracht 4, 5 en 6 blz. 76
  • Klaar werk aan werkblad
4.7 Grammatica
Zelfstandig werken
timer
15:00

Slide 12 - Tekstslide

  • Verleden tijd van zwakke werkwoorden
4.7 Grammatica
Vandaag geoefend

Slide 13 - Tekstslide