Overmaat en ondermaat

Welkom bij scheikunde
Pak een boek, pen, schrift en rekenmachine

Doe je mobiel stil of uit in je tas


1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom bij scheikunde
Pak een boek, pen, schrift en rekenmachine

Doe je mobiel stil of uit in je tas


Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Na de les kan je...
  • uitleggen wat overmaat en ondermaat betekenen bij reacties.
  • berekeningen maken waarbij een stof in overmaat aanwezig is.

Slide 2 - Tekstslide

Overmaat
Overmaat betekent dat je van 1 van de beginstoffen meer hebt dan voor de reactie nodig is.


De beginstof waarvan je minder hebt dan nodig voor de reactie noemen we de stof in ondermaat. Deze stof reageert volledig.

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeld
Mg en O2 reageren in de massaverhouding 48 : 32
Je hebt 10 g Mg en 10 g O2.
Welke stoffen heb je na de reactie en hoeveel?

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld



'Gok' aan de hand van de massaverhouding welke stof op zal gaan en welke stof in overmaat aanwezig is (als je verkeerd gokt is dat niet erg; alleen moet je dan nog een keer rekenen..)
Mg en O2 reageren in de massaverhouding 48 : 32
Je hebt 10 g Mg en 10 g O2.
Welke stoffen heb je na de reactie en hoeveel?

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld



'Gok' aan de hand van de massaverhouding welke stof op zal gaan en welke stof in overmaat aanwezig is. 
Maak een verhoudingstabel met de stof die op gaat ingevuld en de andere als vraagteken.
Mg en O2 reageren in de massaverhouding 48 : 32
Je hebt 10 g Mg en 10 g O2.
Welke stoffen heb je na de reactie en hoeveel?

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld


Reken uit hoeveel van de andere stof nodig is.
Mg en O2 reageren in de massaverhouding 48 : 32
Je hebt 10 g Mg en 10 g O2.
Welke stoffen heb je na de reactie en hoeveel?
Mg
O2

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld


Reken uit hoeveel van de andere stof nodig is.
Mg en O2 reageren in de massaverhouding 48 : 32
Je hebt 10 g Mg en 10 g O2.
Welke stoffen heb je na de reactie en hoeveel?
Mg
O2
48
32
10
?

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld


Reken uit hoeveel van de andere stof nodig is.
Mg en O2 reageren in de massaverhouding 48 : 32
Je hebt 10 g Mg en 10 g O2.
Welke stoffen heb je na de reactie en hoeveel?
Mg
O2
48
32
10
?
1
:48                       x10

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld


Reken uit hoeveel van de andere stof nodig is.
Mg en O2 reageren in de massaverhouding 48 : 32
Je hebt 10 g Mg en 10 g O2.

Mg
O2
48
32
10 g
6,7 g
1
   :48                    x10

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld






Je hebt dus 10 - 6.7 = 3,3 g O2 over en 10+6,7 = 16,7 g MgO
Mg en O2 reageren in de massaverhouding 48 : 32
Je hebt 10 g Mg en 10 g O2.
Mg
O2
48
32
10 g
6,7 g
1
   :48                    x10

Slide 11 - Tekstslide

Maken opgave 33, 34, 35
  • Hoe? In stilte, antwoorden noteren in je schrift
  • Hulp? H4.4
  • Tijd? 15 min
  • Resultaat? Opdrachten bespreken
  • Klaar? 39, 40 & 41

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video