3.3 overmaat

Doel van deze uitleg
Je weet wat overmaat betekent
Je weet hoe je moet rekenen met overmaat
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Doel van deze uitleg
Je weet wat overmaat betekent
Je weet hoe je moet rekenen met overmaat

Slide 1 - Tekstslide

Overmaat
Overmaat betekent dat je van 1 van de beginstoffen meer hebt dan voor de reactie nodig is.

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeeld
Mg en O2 reageren in de massaverhouding 48 : 32
Je hebt 10 g Mg en 10 g O2.
Welke stoffen heb je na de reactie en hoeveel?

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeld



'Gok' aan de hand van de massaverhouding welke stof op zal gaan en welke stof in overmaat aanwezig is (als je verkeerd gokt is dat niet erg; alleen moet je dan nog een keer rekenen..)
Mg en O2 reageren in de massaverhouding 48 : 32
Je hebt 10 g Mg en 10 g O2.
Welke stoffen heb je na de reactie en hoeveel?

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld



'Gok' aan de hand van de massaverhouding welke stof op zal gaan en welke stof in overmaat aanwezig is. 
Maak een verhoudingstabel met de stof die op gaat ingevuld en de andere als vraagteken.
Mg en O2 reageren in de massaverhouding 48 : 32
Je hebt 10 g Mg en 10 g O2.
Welke stoffen heb je na de reactie en hoeveel?

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld


Reken uit hoeveel van de andere stof nodig is.
Mg en O2 reageren in de massaverhouding 48 : 32
Je hebt 10 g Mg en 10 g O2.
Welke stoffen heb je na de reactie en hoeveel?
Mg
O2

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld


Reken uit hoeveel van de andere stof nodig is.
Mg en O2 reageren in de massaverhouding 48 : 32
Je hebt 10 g Mg en 10 g O2.
Welke stoffen heb je na de reactie en hoeveel?
Mg
O2
48
32
10
?

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld


Reken uit hoeveel van de andere stof nodig is.
Mg en O2 reageren in de massaverhouding 48 : 32
Je hebt 10 g Mg en 10 g O2.
Welke stoffen heb je na de reactie en hoeveel?
Mg
O2
48
32
10
?
1
:48                       x10

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld


Reken uit hoeveel van de andere stof nodig is.
Mg en O2 reageren in de massaverhouding 48 : 32
Je hebt 10 g Mg en 10 g O2.

Mg
O2
48
32
10 g
6,7 g
1
   :48                    x10

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld






Je hebt dus 10 - 6.7 = 3,3 g O2 over en 10+6,7 = 16,7 g MgO
Mg en O2 reageren in de massaverhouding 48 : 32
Je hebt 10 g Mg en 10 g O2.
Mg
O2
48
32
10 g
6,7 g
1
   :48                    x10

Slide 10 - Tekstslide

Grafische methode

Slide 11 - Tekstslide

Grafische methode

Slide 12 - Tekstslide

Grafische methode
1 teken diagram
2 check welke hoeveelheden bij elkaar horen
3 bepaal de overmaat

Slide 13 - Tekstslide