La semaine 23 (7 et 8 juin)

Bonjour et bienvenue!
Comment ça va?
C'est quelle date aujourd'hui?

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Bonjour et bienvenue!
Comment ça va?
C'est quelle date aujourd'hui?

Slide 1 - Tekstslide

La semaine 23:                                                                                        
lundi mardi et mercredi, le vingt-quatre, le vingt-cinq et le vingt-six mai 

      


- Herhalen vorige week, mk ex. 5.5:
   16 a t/m d ler. Apprendre 5 
- Parler 5.6. ex. 17 t/m 20                             

Slide 2 - Tekstslide

Le but du cours: 
Objectif du cours:
Pouvoir utiliser l'adjectif 

Bijvoeglijk naamwoorden in de juiste vorm en op de juiste plaats kunnen gebruiken.

Slide 3 - Tekstslide

Le programme d'aujourd'hui: 
1. Questions? 
2. Herhalen vouloir, en getallen 
3. Uitleg apprendre 5 en oefenen
4. Faire: 5.5  ex. 16 a t/m d                       
5. Évaluation
6. Les devoirs: Apprendre 5, faire: ex. 16 a t/m d                                

Slide 4 - Tekstslide

Wat voor soort werkwoord is; vouloir? En wat betekent het?

Slide 5 - Open vraag

De vormen van
vouloir

Slide 6 - Woordweb

Slide 7 - Link

Combinez les chiffres
trente-trois
dix
quarante-quatre
soixante-six
trente-quatre
cinquante et un
cinquante-huit
huit
soixante-dix
vingt et un
34
70
21
58
44
66
33
8
51
10

Slide 8 - Sleepvraag

Wat is 20? en 22?

Slide 9 - Open vraag

Wat is 30 en 36?

Slide 10 - Open vraag

Wat is 40 en 50?

Slide 11 - Open vraag

Wat is 60 en 70?

Slide 12 - Open vraag

             Et maintenant: 
L'adjectif - het bijvoeglijknaamwoord

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link

Slide 15 - Tekstslide

Kies de juiste vorm:
Il est (groot)
A
grande
B
grand
C
grandes
D
grands

Slide 16 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
La ceinture est (blauw)
A
bleu
B
bleus
C
bleue
D
bleues

Slide 17 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Les voitures sont (groen)
A
vertes
B
verte
C
vert
D
verts

Slide 18 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Les chats sont (rood)
A
rouge
B
rouges
C
rougee
D
rougees

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Voorbeelden:

Il a un chat gris
Ma mère a cinq chats gris

L'éléphant est gros
les éléphants sont gros

Slide 21 - Tekstslide

Mon chat est rouge
Ma chambre est rouge aussi

Le mur jaune
Les maisons jaunes

Slide 22 - Tekstslide

Kies de juiste vorm:
Olivier et Marc sont (frans)
A
francais
B
francaise
C
francaiss
D
francaises

Slide 23 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
L'actrice est (mooi)
A
beaux
B
belles
C
belle
D
beau

Slide 24 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Les sacs sont (nieuw)
A
nouveau
B
nouvelles
C
nouvelle
D
nouveaux

Slide 25 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Mon grand-père est (oud)
A
vieux
B
vieille
C
vieilles
D
vieu

Slide 26 - Quizvraag

De meeste bijvoegelijke naamwoorden staan achter het zelfstandig naamwoord in het Frans
A
B

Slide 27 - Quizvraag

de volgende bijvoeglijke naamwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord:

Slide 28 - Woordweb

Snap je het bijvoeglijk naamwoord?
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

Les devoirs: 
Apprendre 5, faire: ex. 16 a t/m d   

Slide 30 - Tekstslide

Le but du cours: 
Objectif du cours:
Pouvoir poser des questions
sur ...
Eenvoudige vragen kunnen stellen en beantwoorden over het kopen van kleding.

Slide 31 - Tekstslide

Le programme d'aujourd'hui: 
1. Questions? 
2. Herhalen bijvoeglijknaamwoord
3. Doornemen apprendre 6 en oefenen
4. Faire: 5.6  ex. 17 t/m 20                     
5. Évaluation
6. Les devoirs: Apprendre 6, faire: ex. 17 t/m 20                         

Slide 32 - Tekstslide

Wat weet je van bijv. naamw?

Slide 33 - Woordweb

Weet je niet zo veel meer?
Herhaal de les van gisteren.. voordat je verder gaat.

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Link

Alors au travail!! 
Maak nu: ex. 17 t/m 20,

Schrijf je vragen op voor de volgende les... 

Slide 37 - Tekstslide

Les devoirs: 


mk ex. 17 t/m 20 en apprendre 5 en 6

Slide 38 - Tekstslide