5.5 Een zout herkennen

Zouten
5.5
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Zouten
5.5

Slide 1 - Tekstslide

Deze les

  • Uitleg 5.5
  • Demo proef 6 
  • Maken 48 t/m 51 + 54AC

Slide 2 - Tekstslide

Doelen van deze les

  1. je weet wat de kleuren van sommige ionen zijn
  2. je weet wat vlamkleuring is
  3. je kunt met behulp van neerslagreacties onderscheid maken tussen 2 zouten

Slide 3 - Tekstslide

Neerslag kun je gebruiken! 
  • Als er een neerslag ontstaat, heb je eigenlijk een zout gemaakt! (les van maandag)
  • Je kunt een neerslag ook gebruiken om een ion uit de oplossing te halen. 

Je kunt neerslag ook gebruiken om een zout te herkennen!
Hoe doe je dat?

Slide 4 - Tekstslide

Een onbekend zout
Soms heb je een potje met een zout erin en weet je niet welk zout het is. Hoe kom je daar achter? 
  1. Kijk naar de kleur 
  2. Onderzoek de oplosbaarheid
  3. Kijk of je een ion herkent dmv een neerslagreactie 

Slide 5 - Tekstslide

1. Kijk naar kleur

koperionen zijn blauw

Slide 6 - Tekstslide

ijzerionen zijn bruin

Slide 7 - Tekstslide

Positieve ionen die verhit worden gaan licht uitzenden. Ieder ion zijn eigen kleur. 
(zie BINAS 38)

Slide 8 - Tekstslide

2. Onderzoek de oplosbaarheid
voorbeeld: natriumcarbonaat of calciumcarbonaat?

Kijk in tabel 35 

Slide 9 - Tekstslide

2. Onderzoek de oplosbaarheid
voorbeeld: natriumcarbonaat of calciumcarbonaat?

Doe een schepje in een reageerbuis, water erbij.
Troebel: calciumcarbonaat
Helder: natriumcarbonaat

Slide 10 - Tekstslide

3. Maak gebruik van neerslag
voorbeeld: natriumfosfaat of natriumsulfaat?

Slide 11 - Tekstslide

3. Maak gebruik van neerslag
voorbeeld: natriumfosfaat of natriumsulfaat?
Beide zouten goed oplosbaar, beide zouten Na-zouten.
Het verschil zit in het negatieve ion: PO43- of SO42-

Slide 12 - Tekstslide

3. Maak gebruik van neerslag
voorbeeld: natriumfosfaat of natriumsulfaat?
Het verschil zit in het negatieve ion: PO43- of SO42-

Zoek een + ion dat met de ene wel en de ander niet een neerslag vormt

Slide 13 - Tekstslide

3. Maak gebruik van neerslag
voorbeeld: natriumfosfaat of natriumsulfaat?
Het verschil zit in het negatieve ion: PO43- of SO42-

Zoek een + ion dat met de ene wel en met de ander niet een neerslag vormt

Slide 14 - Tekstslide

PO43-
 SO42-

Slide 15 - Tekstslide

PO43-
 SO42-
Cu2+
g
s

Slide 16 - Tekstslide

Met Cu2+ kan je dus verschil zien.
De leverancier van de  Cu2+ zou CuCl2 kunnen zijn (of Cu(NO3)2 of CuSO4 of ...)

Slide 17 - Tekstslide

Samengevat:
  1. met welk ion kan je verschil zien (s/g)?
  2. welk goed oplosbaar zout levert dat ion?

Slide 18 - Tekstslide

Demo vlamkleuringen
Beantwoord voor ieder zout de volgende vragen:

1. Welke kleur krijgt de vlam?
2. Welk metaal zat er in dat zout? (kijk in tabel 38)

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht
Onderzoek of in een potje tinchloride of loodchloride zit

Slide 20 - Tekstslide

Deze les

  • Uitleg 5.5
  • Demo proef 6 
  • Maken 48 t/m 51 + 54

Slide 21 - Tekstslide