Blok 4 apostrof kgt-vmbo t-havo

's morgens
A'dam
z'n jas
m'n auto
baby's
A4'tje
Romy's pen
wc's
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

's morgens
A'dam
z'n jas
m'n auto
baby's
A4'tje
Romy's pen
wc's

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Hoe noem je het rode teken in 's morgens?




Wat gaan wij leren?




Slide 4 - Tekstslide

piano
De laatste klank is lang 
De laatste letter is a, i, o, y of u

Dan apostrof s --> 's
piano's

Slide 5 - Tekstslide

Romy's bril
Het is Marions bril maar Anne’s jas.
Als je achter Anne een s zou zetten, zou je de naam niet goed uitspreken.

Sherena's fiets
Hassans laptop


Slide 6 - Tekstslide

Pony'tje
Verkleinwoorden van woorden die eindigen op y.

Baby'tje
Lolly'tje
Jury'tje


Slide 7 - Tekstslide

vmbo'er
Woorden met een afkorting of een cijfer.
Deze woorden krijgen een apostrof bij het maken van het meervoud, het verkleinwoord of bij het toevoegen van een achtervoegsel.

Bijvoorbeeld: tv’s, A5’je, vmbo’er.

Slide 8 - Tekstslide

vmbo'er
Woorden met een afkorting of een cijfer.
Deze woorden krijgen een apostrof bij het maken van het meervoud, het verkleinwoord of bij het toevoegen van een achtervoegsel.

Bijvoorbeeld: tv’s, A5’je, vmbo’er, BN-er.

Slide 9 - Tekstslide

Voor al deze voorbeelden geldt dat je een apostrof gebruikt
ter vervanging van een aantal letters
of om een woord goed uit te spreken

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Schrijf op:
één baby, twee ........

Slide 12 - Open vraag

Schrijf op:
één paraplu, twee ........

Slide 13 - Open vraag

Schrijf het meervoud op van: Kiwi

Slide 14 - Open vraag

Schrijf het meervoud op van: Lolly

Slide 15 - Open vraag

Dit boek is van Emma.
Het is ......... boek.

Slide 16 - Open vraag

Gebruik de apostrof.
des middags

Slide 17 - Open vraag

De auto is van Burno.
Het is ......... auto.

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een apostrof.

Slide 20 - Open vraag

Aan de slag
paragraaf 4.11
opdracht 6 en 7

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Link