Keuzedeel leesbevordering / BSO opstart

2 dagdelen deze maand en 2 dagdelen in maart
1 / 55
volgende
Slide 1: Tekstslide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 55 slides, met tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

2 dagdelen deze maand en 2 dagdelen in maart

Slide 1 - Tekstslide

Uitleg examen


Zorg dat je duidelijk hebt wat het examen inhoudt!

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Lisa is een meisje dat opgroeit in een taalarm gezin. Hierdoor ondervindt zij in verschillende fases van haar leven problemen. Dan krijgt Lisa zelf een dochter die ook dreigt op te groeien in een taalarm gezin.
Het verhaal laat de mogelijke oorzaken van laaggeletterdheid zien en de gevolgen die iemand hiervan kan ondervinden. Veel mensen en organisaties spelen hierin een rol. Wil je weten wat jij kunt doen om laaggeletterdheid te voorkomen en verminderen? Kijk dan op www.lezenenschrijven.nl.

Slide 6 - Tekstslide

Even napraten
  1. Wat doet het filmpje met je? Klopt het beeld van de pm’er en leerkracht volgens jou?
  2. Herken je zaken uit jouw omgeving of werk? Hoe gaan jullie daar mee om?
  3. Kent iemand een laaggeletterde in zijn of haar omgeving? Hoe is dat?
  4. Zie je een rol voor jezelf hierin? Hoe zou die eruit kunnen zien?

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Kinderliedjes: ontwikkeling taalgevoel

Rijm, ritme, melodie
Zintuigelijke waarnemingen
Dagelijkse routines
Motorisch spel
Ontdekking van de wereld

Slide 9 - Tekstslide

Boekensoorten

Kijk- en zoekboeken
Prentenboeken
Leren lezen boeken
Voorleesboeken
Leesboeken (fictie)
Informatieve boeken (non-fictie)
Poëzie (ook (baker)rijmpjes en versjes)
Stripboeken

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht boekensoorten

Ieder groepje krijgt een of twee boekensoorten toebedeeld.
Beschrijf van iedere soort de functie en de kenmerken. Vermeld ook voor welke leeftijdsgroep de soort bestemd is. Ga na welke verschillen er binnen iedere soort opvallen.
soort: 
functie:
verschillen:
leeftijdsgroep:


Slide 11 - Tekstslide

En nu de keuzedelen BSO

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

21e-eeuwse vaardigheden
Probleemoplossend vermogen: een probleem omschrijven en een oplossing kunnen bedenken.
Sociale en culturele vaardigheden: kunnen samenleven en samenwerken met mensen met verschillende achtergronden.
Vermogen tot samenwerken: gezamenlijk een doel halen, elkaar kunnen aanvullen en  ondersteunen.
Zelfregulerend vermogen: plannen kunnen maken en doelgericht gedrag laten zien, passend bij de situatie.








Slide 15 - Tekstslide

21e-eeuwse vaardigheden
Kritisch denkvermogen: een eigen onderbouwde mening en visie kunnen geven.
Creativiteit: nieuwe verrassende oplossingen en ideeën bedenken en deze kunnen uitwerken.
Ondernemendheid: kansen zien, creëren en benutten.
Communicatievaardigheid: een boodschap goed overbrengen en ontvangen.
Digivaardigheid: mediawijs zijn (kritisch en actief omgaan met media) en informatievaardig zijn (zoeken, vinden en selecteren met ICT-hulpmiddelen).







Slide 16 - Tekstslide

Sociale en culturele vaardigheden
  • Jaarkalender met alle religieuze feestdagen maken.
  • Voorlezen uit boeken met verschillende culturen.
  • Op bezoek bij een verzorgingstehuis.
  • Spel over omgangsvormen.
  • Emotiespel.

Slide 17 - Tekstslide

Creatief denken
  • Stel je eigen droomwereld samen.
  • Maak je eigen fantasiedier.
  • Ontwerp je eigen voertuig.
  • Laat de kinderen een plan bedenken en uitvoeren wat je kan doen met afval.

Slide 18 - Tekstslide

Kritisch denkvermogen
  • Stellingen over bijv. snoep/roken/drank/gamen, het kind/de jongere legt uit waarvoor hij/zij zou kiezen en wat de gevolgen zijn van die keuze.
  • Het kind mag meebeslissen/bepalen hoe de ruimte eruit komt te zien en kan uitleggen waarom hij/zij bepaalde keuzes maakt.
  • Het nabespreken van een activiteit: hoe vond je het gaan, wat vind je van je resultaat, enz.


Slide 19 - Tekstslide

Samenwerken
  • Bordspel met teams.
  • Elkaar laten helpen.
  • Ruzie samen met de kinderen oplossen.
  • Rollenspel.
  • Eigenlijk alles waarbij er samen aan een doel gewerkt wordt.

Slide 20 - Tekstslide

Zelfregulering
  • Zelf laten bedenken wat het kind gaat doen.
  • Nabespreken hoe een activiteit is gegaan.
  • Kinderen ondersteunen bij het uitpraten van een ruzie en daarbij hun eigen inbreng laten vertellen.
  • Doelgerichte taken, zoals een egel knutselen, huis bouwen, spel spelen.
  • Emoties herkennen en benoemen.

Slide 21 - Tekstslide

Informatievaardigheden
  • Nieuwsberichten beoordelen waar/niet waar.
  • Memory over informatie met bijbehorende informatiebron: bijv. video -> YouTube.
  • Pictogrammen lezen/toepassen.


Slide 22 - Tekstslide

Probleemoplossend vermogen
  • Vormenstoof voor baby's/dreumes.
  • Rubics kubus voor oudere schoolkind t/m volwassenen.
  • Toren bouwen met blokken/lego.
  • Kinderen een opdracht geven maar een deel van het materiaal weglaten. Zelf laten bedenken hoe ze dat op gaan lossen.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Opdracht BSO 8-12 jaar
Ga met het boek BSO 8-12 jaar aan het werk met de opdrachten op blz. 31 en 32 en op blz. 35 opdracht 2.05.

Daarna lees je hoofdstuk 1 breinontwikkeling. (staat op adresboek)
Dit is ook huiswerk voor volgende week.

Als laatste: Met de kennis van nu: wat zou je anders doen in de groep?


Slide 26 - Tekstslide

Opdracht BSO 4-8 jaar
Maak de opdrachten van blz. 117, opdracht 9.08, 9.10 en 9.18.

Lees daarna hoofdstuk 1 die ik op je adresboek heb gezet.
Dit is tevens huiswerk voor volgende week.

Als laatste: Met de kennis van nu: wat zou je anders doen in de groep?

Slide 27 - Tekstslide

Motorische ontwikkeling kleuter
  • Bewegingen zien er gecontroleerd uit. Kleuters kunnen al veel en als iets niet lukt hebben ze de neiging om veel te herhalen tot het lukt.
  • Gooien en vangen wordt leuk, omdat ze hoogte, lengte en diepte leren inschatten.  https://www.youtube.com/watch?v=faCrPfqYrYs&t=24s
  • Fijne motoriek: netjes uit een glas drinken, eenvoudige figuren uitknippen, met bestek eten.
  • Hand- en grijpfunctie is verbeterd waardoor de pengreep ook makkelijker wordt.   
  • Fase waarin de handvoorkeur wordt bepaald. https://www.youtube.com/watch?v=faCrPfqYrYs&t=24s https://www.youtube.com/watch?v=faCrPfqYrYs&t=24s




Slide 28 - Tekstslide

Seksuele ontwikkeling kleuter
  • Spelen vaak doktertje met elkaar
  • Ze leren waar de grenzen liggen. Wat laat je wel zien en wat niet.
  • Stellen vragen over seksualiteit en voortplanting.

Slide 29 - Tekstslide

Lichamelijke ontwikkeling kleuter
  • Waar de peuter vooral in de breedte groeide en minder in de lengte, is dit bij de kleuter anders. De lichaamsverhoudingen veranderen weer.
  • Als een kind snel groeit noem je dat een groeispurt. Die groeispurt kan groeipijnen geven. Pijn die ze voelen op momenten dat ze rust nemen en die zeurt in enkels, schenen, knieën, polsen en ellebogen.

Slide 30 - Tekstslide

Cognitieve ontwikkeling kleuter
  • Proberen de wereld om zich heen te begrijpen door te ordenen en benoemen.
  • Door verhalen na te bespreken kunnen ze structuren leren herkennen en oorzaak – gevolg wordt herkenbaar.
  • Een kleuter gaat steeds meer logisch nadenken, pas daar ook je materialen en activiteiten op aan.

Slide 31 - Tekstslide

Cognitieve ontwikkeling kleuter
  • De kleuter heeft moeite om zich op meer dan één ding tegelijk te focussen. 
  • Het focussen op één factor van een probleem noemt men: centratie.
  • Conservatie: het besef dat de hoeveelheid hetzelfde blijft ook al veranderd de vorm. Kleuters hebben dit besef vaak nog niet. https://www.youtube.com/watch?v=4vHuK5Eo61Y


Slide 32 - Tekstslide

Sociale ontwikkeling kleuter
  • Vriendschappen, meer op basis van de keuze van het kind. De invloeden van buitenaf hebben nog steeds veel invloed op het voort bestaan van een vriendschap. Wisselen nog regelmatig.
  • Naar school gaan maakt dat kinderen vaak socialer worden. Ze leren daar samen te spelen, zich aan afspraken te houden en zien wat de ander leuk/minder leuk vindt.
  • Competitie onder kleuters neemt vaak toe.


Slide 33 - Tekstslide

Emotionele ontwikkeling kleuter
  • De interactie in een groep wordt belangrijker, zijn vaker onderdeel van een groep: school, sport.
  • De kleuter ontwikkelt een geweten. Ze gaan begrijpen wat goed en fout is en dat acties gevolgen voor zichzelf en anderen kunnen hebben.
  • Kleuter leert dat liegen niet kan. Soms nog moeite met onderscheid tussen de werkelijkheid en fantasie.
  • Rond een jaar of 6 (einde kleutertijd) begint een kind een leugentje om bestwil te gebruiken.
  • Als je twijfelt of een kind de waarheid spreekt, vraag dan gericht door.

Slide 34 - Tekstslide

Emotionele ontwikkeling kleuter
  • Help kleuters om emoties te gaan leren zien en herkennen.
  • Benoem emoties die je ziet bij het kind.
  • Lees boeken waarin emoties centraal staan.
  • Doe activiteiten waarbij de kinderen moeten samenwerken/overleggen.

Slide 35 - Tekstslide

Spel ontwikkeling kleuter
  • In deze fase staat het rollenspel (ook wel symbolisch spel genoemd) centraal. Zorgt tevens voor zelfvertrouwen.
  • Ze herhalen de situaties die ze uitspelen. Op deze manier krijgen ze meer grip op deze situaties en gaan ze de situaties beter begrijpen.
  • Speel mee in een hoek, maar neem het spel niet over. Kies naast materiaal dat al vast staat voor materiaal dat van alles voor kan stellen.
  • Zorg dat je niet te veel materialen hebt en dat je regelmatig afwisselt.

Slide 36 - Tekstslide

Taalontwikkeling kleuter
  • Kleuters bouwen de basiswoordenschat (woorden die het meest voorkomen in het dagelijks taalgebruik) steeds meer uit.
  • Taalmodel zijn: duidelijk en correct in je eigen taalgebruik.
  • Meta linguïstisch bewustzijn -> kunnen nadenken over taal.
  • Nadenken over onlogische dingen in taal.
  • Nieuwe woorden voor dingen verzinnen.
  • Kinderen corrigeren zichzelf in taal.

Slide 37 - Tekstslide

Taalontwikkeling kleuter
  • Beginnende geletterdheid: de kleuter gaat begrijpen dat er voor het begrijpen en gebruiken van geschreven taal andere taalvaardigheden nodig zijn dan als het gaat om mondelinge taal.
  • Tijdens de beginnende geletterdheid is het belangrijk dat kinderen plezier hebben in geschreven taal en ermee in aanraking komen.
  • Voeg als begeleider materialen toe die lezen en schrijven uitlokken.



Slide 38 - Tekstslide

Motorische ontwikkeling
  • Het jonge basisschoolkind is in de lengte flink gegroeid.
  • Het lichaam ziet er evenwichtiger uit, omdat de armen en benen beter in verhouding zijn tot de rest van het lijf.
  • Ze gaan complexere bewegingen uitvoeren, bijv. koprollen                            op een duikelstang.
  • Het is belangrijk dat kinderen genoeg bewegen in deze periode.
  • Het lichaam vraagt om te bewegen, dat noem je bewegingsdrang.

Slide 39 - Tekstslide

Lichamelijke ontwikkeling
  • 6-9 jaar: Armen en benen worden langer
  • Meisjes hebben vaak een groeispurt tussen de 10 - 14 jaar
  • Jongens van ongeveer 13-16 jaar.
  • Jongens groeien eerst vooral in de lengte -> lijken slungelig.
  • Zodra meisjes voor het eerst ongesteld zijn groeien ze niet meer zo snel, gemiddeld nog 8 centimeter.



Slide 40 - Tekstslide

Seksuele ontwikkeling
  • Verschil tussen jongens en meisjes 6 – 9 jaar.
  • Ze gaan privacy waarderen.
  • Op deze leeftijd maken kinderen heel duidelijk onderscheidt tussen jongens en meisjes.
  • Eerste verliefdheid kan ontstaan.
  • Ze verzinnen vaak spelletjes waarin een duidelijke verdeling ligt van jongens en meisjes.

Slide 41 - Tekstslide

Cognitieve ontwikkeling
  • Logisch denken en bewust omgaan met kennis krijgen bij oudere kinderen meer aandacht.
  • Het geheugen en concentratievermogen wordt groter.
  • Kinderen leren lezen en vinden het geweldig om meer complexe verhalen en teksten te horen. Bijv. een kind van 7 luistert naar een boek voor een kind van 9.
  • Het is belangrijk om na te praten over gebeurtenissen.
  • Tijdens spelen overleggen kinderen meer, bijv. een aanval plannen bij “oorlogje” spelen.
  • Dit komt doordat ze eerst dingen in hun hoofd bedenken, voordat ze in actie komen -> psychische operatie

Slide 42 - Tekstslide

Taalontwikkeling
  • Nieuw in deze taalfase is dat kinderen graag taalspel in een groep doen.
  • Een groep kan als het ware een eigen taalcultuur opbouwen -> ze ontwikkelen hun eigen taal.
  • Door op een andere, zelfbedachte manier met taal om te gaan nemen kinderen bewust afstand van de ‘normale’ manier van taalgebruik.
  • Dat is nodig zodat ze alle verschillende eigenschappen van de taal leren kennen.
  • Kinderen worden zich bewust dat lichaamstaal ook een manier is om zichzelf uit te drukken.

Slide 43 - Tekstslide

Taalontwikkeling
  • Kinderen die in een groep spelen kunnen bijvoorbeeld onverwacht ‘in rijmen uitbarsten’.
  • Rijmen is bijvoorbeeld spel voor kinderen want taal is nog relatief nieuw voor ze.
  • Kinderen kunnen wel eens moeite hebben met zichzelf uit te drukken.
  • Als ze uitbarsten in op het eerste gezicht onbelangrijke rijmelarij, kan dat zijn omdat ze in een onverwachte situatie zitten en dat niet goed weten te verwoorden.
  • Het kan ook werken om bijvoorbeeld een pijnlijke stilte op te vullen.

Slide 44 - Tekstslide

Sociale ontwikkeling 6-9 jaar 
  • Een kind herkent wanneer een ander kind verdriet heeft of juist blij is.
  • Beseft dat het verdriet voor iemand anders niet hetzelfde hoeft te zijn.
  • Kinderen krijgen steeds hechtere vriendschappen.
  • Ze zoeken vrienden en vriendinnen op die dezelfde interesses en karaktereigenschappen hebben.
  • Een kind voelt zich fijn bij kinderen die op hem/haar lijken.

Slide 45 - Tekstslide

Sociale ontwikkeling 9-12
  • De groep wordt belangrijker.
  • Ze passen zich meer aan de regels en eisen van de groep aan.
  • Dit proces, waarin kinderen de sociale wereld beter gaan begrijpen, noemen we: socialisatie.
  • Wanneer je je aan de regels van de groep houdt, is de kans groter dat je geaccepteerd wordt.

Slide 46 - Tekstslide

Sociale ontwikkeling 9-12
  • Kinderen richten ‘clubjes’ op, bijv. de boomklimclub.
  • Kinderen in deze leeftijd vinden regels belangrijk: dat geeft duidelijkheid, zorgt ervoor dat een kind kan functioneren in de groep.
  • Tot ongeveer 11 jaar spelen kinderen nog wel, daarna volgt een verandering.
  • Het samen spelen verandert naar toneelspel.
  • De poppenhoek is kinderachtig, maar een toneelstuk/musical opvoeren is leuk.
  • Kinderen hangen steeds meer in groepjes rond en kletsen vooral.

Slide 47 - Tekstslide

Sociale ontwikkeling binnen spel
  • Voetballen wordt niet gezien als ‘spelen’, toch is voetballen ook een vorm van spel.
  • In deze leeftijd vormen kinderen groepjes op basis van interesses.
  • Sluit hierop aan door kinderen zelf te laten kiezen wat ze willen doen of het laten bedenken van een activiteit.
  • Laat kinderen zelf hun rol en regels kiezen binnen een activiteit.
  • Gezelschapsspellen zoals monopoly, stratego, risk, dammen en schaken zijn in deze fase nog steeds populair.


Slide 48 - Tekstslide

Emotionele ontwikkeling
  • Zelfstandigheid neemt toe.
  • Kinderen krijgen steeds meer behoefte aan zelfstandigheid, daarom is ruimte geven erg belangrijk.
  • Geef de kinderen wel grenzen, maar laat ze binnen die grenzen zelf ontdekken.
  • Je kunt kinderen aanspreken op hun eigen verantwoordelijkheid, bijvoorbeeld wanneer ze iemand buitensluiten.
  • Kinderen herkennen ook verkeerd gedrag bij anderen en spreken ze daar op aan.

Slide 49 - Tekstslide

Emotionele ontwikkeling
  • Kinderen willen graag erbij horen -> acceptatie.
  • Kinderen die er niet bij horen, kunnen gepest of buitengesloten worden.
  • De behoefte aan zelfstandigheid en vriendschappen die belangrijker worden, zorgen bij sommige kinderen voor emotionele instabiliteit. Ben ik wel leuk genoeg?
  • Kinderen kunnen zich vaker dan voorheen onzeker voelen over bijvoorbeeld hun uiterlijk.
  • Als pm’er is het belangrijk dat je hier oog voor hebt.
  • Leg de nadruk op positieve eigenschappen van het kind.
Laat weten dat het kind altijd naar je toe kan komen, als er iets is.

Slide 50 - Tekstslide

2 dagdelen deze maand en 2 dagdelen in maart

Slide 51 - Tekstslide

Wat las jij vroeger?

Bespreek in je groep jouw lievelingsboek van vroeger.
Hoe heet het? Weet je nog wie de schrijver was? Hoe kwam je eraan? Gekregen of uit de bibliotheek? Heb je het zelf gelezen of las iemand het voor? Wat maakte zo’n indruk op je? Kun je er nog iets over terug vinden op internet?
Luister ook naar de anderen. Valt je iets op aan hun verhalen?

Slide 52 - Tekstslide

De leesautobiografie
Op mijnstoc vinden jullie bijlage 2: de leesbiografie
Vul deze in.
We bespreken de onderwerpen kort samen na; welke elementen hebben je tot een lezer gemaakt? En welke juist totaal niet? Hoe is dat bij anderen? Kunnen we er conclusies aan verbinden?

Slide 53 - Tekstslide

Leesbevordering

Lees de bijlage die op je adresboek staat.

Slide 54 - Tekstslide

Wat neem je mee naar huis?

Slide 55 - Tekstslide