BSR 12/5 2t Grammatica ZD §6 mv

Bespreek het huiswerk in tweetallen.
Lees de theorie op blz. 208.
Maak de startvraag.

§6: Meewerkend voorwerp 
Voordat we beginnen:
GRAMMATICA
ZINSDELEN
timer
5:00
Benoem van onderstaande zin pv, ow, wg, lv en mv.

Sana vertelde mij over haar nieuwe baan bij de politie.
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bespreek het huiswerk in tweetallen.
Lees de theorie op blz. 208.
Maak de startvraag.

§6: Meewerkend voorwerp 
Voordat we beginnen:
GRAMMATICA
ZINSDELEN
timer
5:00
Benoem van onderstaande zin pv, ow, wg, lv en mv.

Sana vertelde mij over haar nieuwe baan bij de politie.

Slide 1 - Tekstslide

  • Je kunt de persoonsvormen in samengestelde zinnen herkennen.
  • Je kunt het meewerkend voorwerp in een zin vinden.
Lesdoelen

Slide 2 - Tekstslide

In deze les gaan we:

  • Paragraaf 4 herhalen;
  • de uitleg behandelen van
    paragraaf 6 (en hierbij aantekeningen maken);
  • opdrachten van paragraaf 6: meewerkend voorwerp maken.
  • gezamenlijk afronden.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Herhalingsvragen

Slide 5 - Tekstslide

Benoem het *zinsdeel*.

Waar *staat* die nieuwe auto?
A
onderwerp
B
persoonsvorm
C
persoonsvorm, maar tegelijk ook werkwoordelijk gezegde
D
lijdend voorwerp

Slide 6 - Quizvraag

Benoem het *zinsdeel*.

We *kunnen* deze week sneeuw en kou *verwachten*.
A
onderwerp
B
persoonsvorm
C
werkwoordelijk gezegde
D
lijdend voorwerp

Slide 7 - Quizvraag

Benoem het *zinsdeel*.

De winnaar krijgt *een gouden medaille*.
A
onderwerp
B
persoonsvorm
C
persoonsvorm, maar tegelijk ook werkwoordelijk gezegde
D
lijdend voorwerp

Slide 8 - Quizvraag

Tess en Amy hebben gisteren een boomhut gebouwd.
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp
Onderwerp
Ander zinsdeel
een boomhut
Tess en Amy
gisteren
hebben gebouwd

Slide 9 - Sleepvraag

Wat zijn de persoonsvormen?

Terwijl in het hele stadion werd gejuicht, bleef het in vak F stil.
A
werd
B
gejuicht
C
bleef
D
stil

Slide 10 - Quizvraag

Wat zijn de persoonsvormen?

Liza heeft de hele middag huiswerk gemaakt, zodat ze vanavond serie kan kijken.
A
gemaakt
B
heeft
C
kijken
D
kan

Slide 11 - Quizvraag

§6 Meewerkend voorwerp
blz. 208-209.

Slide 12 - Tekstslide

Het meewerkend
In zinnen met een lijdend voorwerp (lv) kan ook een meewerkend voorwerp (mv) staan.
Het meewerkend voorwerp geeft aan voor wie iets bestemd is. Het is vaak een mens of een dier. Het meewerkend voorwerp komt voor bij werkwoorden die iets te maken hebben met ‘vertellen’ (antwoorden, beloven, uitleggen) of met ‘geven’ (overhandigen, betalen). 
voorwerp (mv)

Slide 13 - Tekstslide

Het meewerkend
  • Let op: niet elke zin heeft een meewerkend voorwerp!
  • Het mv is namelijk het antwoord op de vraag: aan of voor wie + wg + ow + lv?
    Wij hebben mijn neefje voor zijn verjaardag een bioscoopbon gegeven.
    Aan of voor wie hebben wij een bioscoopbon gegeven? -> mijn neefje.
voorwerp (mv)

Slide 14 - Tekstslide

Beschrijf in één zin wat er gebeurt op deze drie afbeeldingen.
Gebruik in de zin het werkwoord ‘geven’ of het werkwoord ‘krijgen’.

Slide 15 - Open vraag

Bekijk je eigen zin en benoem de zinsdelen.

Houd deze volgorde aan:
pv - zinsdeelstrepen - ow - wg - lv - mv.

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Tekstslide

Noteer van de volgende twee zinnen de persoonsvorm, het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde, het lijdend voorwerp en het meewerkend voorwerp.

1. Elke donderdag mailt de trainer alle spelers het speelschema voor het weekend.
OW =                                                          WG = 
LV =                                                            MV =
2. Tessa moest haar ID-kaart laten zien aan de bewaker.
OW =                                                       WG =
LV =                                                          MV =
Twee zinnen ontleden
timer
4:00

Slide 18 - Tekstslide

Aan het werk
Wat?
Cursus 5.6 Meewerkend voorwerp.
Maak opdracht 2 t/m 5 op
blz. 208-209.
Hoe?
Keuze: zelfstandig of in tweetallen.
Hulp
De 4 B's, oogje, theorie in je boek.
Tijd
Timer.
Klaar?
Werk alvast verder aan paragraaf 
5.8 Bijwoordelijke bepaling. 
timer
15:00

Slide 19 - Tekstslide

  • Je kunt de persoonsvormen in samengestelde zinnen herkennen.
  • Je kunt het meewerkend voorwerp in een zin vinden.
Lesdoelen

Slide 20 - Tekstslide

Wat weet je nu over het
meewerkend voorwerp?

Slide 21 - Woordweb

Wat is de functie van een meewerkend voorwerp binnen een zin?

Slide 22 - Open vraag

Zo meteen zal Jorrit ons de spelregels van Catan uitleggen.
Benoem het zinsdeel *ons*.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp

Slide 23 - Sleepvraag

Moeder kookte een heerlijke maaltijd.
Ik zie haar.
Wij geven jullie een bos bloemen.
Heb je hun geschreven?
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp

Slide 24 - Sleepvraag

Maak zelf een zin waarin een meewerkend voorwerp zit.

Slide 25 - Open vraag