8.2 Viva espana

Paragraaf 8.2 Viva Espana
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Paragraaf 8.2 Viva Espana

Slide 1 - Tekstslide

In welke sector werken de meeste Spanjaarden?
A
Dienstensector
B
Landbouw
C
Industrie
D
Defensie

Slide 2 - Quizvraag

Hoe heet de hoogvlakte in het midden van Spanje?
A
Pyreneeen
B
Sierra Nevada
C
Meseta
D
Golf van Biskaje

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de betekenis van autonomie?
A
Zelf rijdende auto's
B
Automatische verkiezingen
C
Zelfbestuur
D
Onafhankelijk worden

Slide 4 - Quizvraag

Welke bevolkingsgroei heeft Spanje?
A
Natuurlijke bevolkingsgroei
B
Sociale bevolkingsgroei
C
Natuurlijke en sociale bevolkingsgroei
D
Geen

Slide 5 - Quizvraag

Deze les gaan we:
Toerisme van vroeger en nu vergelijken
Voor en nadelen van toerisme opnoemen
Directe en indirecte werkgelegenheid bespreken


indexcijfers  berekenen 

Slide 6 - Tekstslide

Vakantieland
Spanje is een heel aantrekkelijk vakantieland.
Met lange kusten, warme droge zomers, prachtige oude steden om te bezoeken. Toerisme kwam na 1960 snel op gang. 
Waarom toerisme na 1960?

Slide 7 - Tekstslide

Par 2. Toerisme spanje. voor en na 1960
Waarom kwam toerisme in Spanje pas na 1960 op gang?

  1. Relatieve ligging verbeterde: vliegvelden, goedkope vluchten, snelweg aangelegd
  2. Investeringen Spaanse overheid kustplaatsen -> Hotels, campings en andere voorzieningen ->massatoerisme
voor en nadelen van toerisme?

Slide 8 - Tekstslide

Afstand
Spanje is 'dichterbij' bij komen liggen. Dat wil zeggen de relatieve afstand is kleiner geworden. De absolute afstand is de afstand in kilometers, die is niet veranderd. De relatieve afstand is die in tijd. We doen er minder lang over om in Spanje te komen. Dit komt door het vliegverkeer en de aanleg van snelwegen in West-Europa.

Slide 9 - Tekstslide

Voordelen toerisme
Twee grote voordelen als toeristen komen:
1. Geld
2. Werk

Toerisme heeft voordelen en nadelen. Zo kan er bijvoorbeeld veel geld mee verdiend worden, maar kan massatoerisme heel slecht zijn voor het milieu.

Slide 10 - Tekstslide

Massatoerisme
De Spaanse overheid heeft er voor gezorgd dat veel toeristen tegelijkertijd naar Spanje konden komen. Dit noem je massatoerisme. Er is veel geld geinvesteerd in hotels, campings en andere voorzieningen zoals vliegvelden.

Slide 11 - Tekstslide

Reisverkeersbalans
De verhouding tussen inkomsten van buitenlandse toeristen in een land en de uitgaven van toeristen uit eigen land in het buitenland

Actieve reisverkeersbalans : de ontvangsten zijn groter dan de uitgaven.
Passieve reisverkeersbalans: de betalingen zijn groter dan de ontvangsten

Slide 12 - Tekstslide

Actieve balans
Inkomsten > uitgaven aan toerisme in een land.
Voorbeeld: De (buitenlandse) toeristen in Spanje geven meer geld uit in Spanje dan dat Spaanse toeristen in een ander land doen.

Toerisme draagt in Spanje 11% bij aan BNP

2 vormen van werkgelegenheid:

Welke 2?



Slide 13 - Tekstslide

BNP
BNP betekent bruto nationaal product. Dit is eigenlijk al het geld dat er in een jaar tijd in een land wordt verdient.


Spanje heeft een hoog BNP. Het staat boven Nederland, maar heeft ook veel meer inwoners

Slide 14 - Tekstslide

Vormen van werkgelegenheid
  1. Directe werkgelegenheid -> Mensen die in hun werk direct contact hebben met de toeristen.  (hotelpersoneel, kelners, gidsen, verkopers souvenirs)
  2. Indirecte werkgelegenheid -> Mensen die niet direct voor de toeristen werken, maar die het mogelijk maken dat de toeristen komen. (Bouwvakkers, reclame bureau,)

Slide 15 - Tekstslide

Nadelen van toerisme
Massatoerisme veroorzaakt drie grote problemen: 
Een berg afval.
Zo veel hotels verpesten het landschap.
En een gebrek aan water.
Toeristen laten elk jaar een heleboel afval achter aan de Spaanse kust.
Een kustlijn volgebouwd met hotels, van natuurlandschap is geen sprake meer.

Slide 16 - Tekstslide

Gebrek aan water
In de zomer valt er in Spanje bijna geen neerslag, boeren hebben dan veel water nodig voor irrigatie. Maar in de zomer komen ook de toeristen die veel water gebruiken. Dat zorgt voor problemen. 

Slide 17 - Tekstslide

Indexcijfers
Indexcijfers worden gebruikt om groei of krimp in aantallen ( in dit geval toeristen) weer te geven ten opzichte van een basisjaar.
Stel dat je wil weten of er meer of minder toeristen komen in vergelijking met andere jaren, dan kan je daarvoor indexcijfers gebruiken.

Het eerste jaar is altijd het basisjaar. Dat is 100.
Om de index te berekenen is er een formule. Deze formule gebruik je als je wil vergelijken met het basisjaar.

indexcijfer = aantal toeristen in een periode 
                             aantal toeristen in basisjaar 

Volg de link voor meer uitleg.  https://www.youtube.com/watch?v=1f9ndFA2d6o
In deze video wordt met geld gerekend, maar dat kan natuurlijk ook met andere getallen.

x 100

Slide 18 - Tekstslide

Toerisme nu
Spanje heeft veel geinvesteerd om de accommodaties te vernieuwen. Er wordt veel reclame gemaakt voor een vakantie in Spanje. Men probeert om de toeristen ook het binnenland in te lokken. 

Slide 19 - Tekstslide

Toerisme nam af
Spanje kreeg vanaf 1990 flinke concurrentie van Griekenland en Turkije. Daar heeft met ook mooie stranden, waren alle hotels splinternieuw en was alles goedkoper. 
Wat zou jij doen om toeristen aan te trekken?

Slide 20 - Tekstslide

Deze les 
Toerisme van vroeger en nu vergelijken
Voor en nadelen van toerisme opnoemen
Directe en indirecte werkgelegenheid bespreken


indexcijfers  berekenen 

Slide 21 - Tekstslide

Waarom is Spanje een populair vakantieland?
A
Warme droge zomers en mooie stranden
B
Warme natte zomers en mooie stranden
C
Dure hotels en mooie stranden
D
Natte zomers en mooie stranden

Slide 22 - Quizvraag

Welke afstand veranderd er nooit?
A
Relatieve afstand
B
Absolute afstand
C
Tegenstand
D
Tussenstand

Slide 23 - Quizvraag

Hoe groot is het aandeel toerisme van het BNP?
A
4%
B
10%
C
11%
D
21%

Slide 24 - Quizvraag

Wat is geen vorm van directe werkgelegenheid in de toeristische sector?
A
Badmeester bij een hotelzwembad
B
Campingeigenaar
C
Verkoper in een souvenirwinkel
D
Architect die een hotel ontwerpt

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de betekenis van BNP?
A
Bruto Nederlands Product
B
Binnenlands Nieuw Product
C
Bruto Nationaal Product
D
Buitenlands Nieuw Procent

Slide 26 - Quizvraag

Weet je het nog? Er zijn meerdere antwoorden goed
Relatieve afstand:
A
verandert nooit
B
verandert wel
C
is gemeten in tijd, geld en moeite
D
is gemeten in km in een rechte lijn (hemelsbreed)

Slide 27 - Quizvraag