13.4 kou en hitte

13.4: kou en hitte
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

13.4: kou en hitte

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kan uitleggen hoe dieren en planten zich hebben aangepast aan de omgeving.
  • je kan uitleggen hoe dieren warm blijven en afkoelen.
  • je kan uitleggen welke aanpassingen planten hebben om in een droge omgeving te overleven. 

Slide 2 - Tekstslide

Waardoor kunnen dieren tegen kou?
  • Vogels en zoogdieren: warmbloedig, lichaamstemperatuur blijft rond dezelfde waarde (37 graden Celcius voor mensen)
  • Dieren hebben verschillende aanpassingen in lichaamsbouw/gedrag om niet te veel af te koelen of op te warmen

Slide 3 - Tekstslide

Welke aanpassing om de temperatuur in stand te houden kan je bedenken? (lichaamsbouw/gedrag)

Slide 4 - Open vraag

Waarom kunnen dieren tegen kou?
  • De vacht helpt door middel van isolatie.
  • Lucht blijft tussen haren/veren hangen
  • deze lucht zorgt dat de lichaamswarmte vastgehouden kan worden

Slide 5 - Tekstslide

Waardoor kunnen dieren tegen kou?
  • Zoogdieren die in het water leven hebben een dikke vetlaag die de binnenkant isoleert 

Slide 6 - Tekstslide

Noem een aantal voorbeelden van zoogdieren die in het water leven

Slide 7 - Open vraag

Waardoor kunnen dieren tegen kou?
  • Sommige diersoorten hebben speciaal gedrag om de kou te overleven: 
  • Winterrust (eten verzamelen en slapen)/winterslaap (veel eten, vet reserve aanmaken en dan slapen):

  1. Lichaamstemperatuur daalt (minder verbranding)
  2. Hartslagfrequentie daalt
  3. Ademfrequentie daalt

Slide 8 - Tekstslide

Waardoor kunnen dieren tegen warmte?
  • In de lente wordt het verenkleed/de vetlaag minder dik,
  • hierdoor kan het dier warmte weer beter kwijt.
  • De wind zorgt er voor dat lucht tussen de veren/het haar constant vervangen wordt, dit koelt af. 

Slide 9 - Tekstslide

Waardoor kunnen dieren tegen warmte?
Wij zweten om af te koelen 
  • water verdamptop de huid,
  • dat koelt de huid af.

Veel dieren kunnen niet zweten
  • maar gaan  hijgen
  • er komt lucht langs de tong.
  • In de tong zitten veel haarvaten.
  • Door de luchtstroom koelt het bloed af.
  • Het afgekoelde bloed stroomt naar de rest van het lichaam.

Slide 10 - Tekstslide

Waardoor koelt een klein dier snel af?
  • Warmbloedige dieren zijn warmer dan de omgeving,
  • geven dus warmte af.
  • Lichaamsoppervlak heeft invloed op snelheid van afkoelen. 

Een kleine hond heeft een relatief grotere inhoud tov zijn oppervlakte dan een grote hond en koelt daardoor sneller af.

Slide 11 - Tekstslide

Hoe leeft een koudbloedig dier?
  • Lichaam neemt de temperatuur van de omgeving aan.
  • Het duurt even voordat ze opgewarmd zijn en kunnen bewegen. 

Slide 12 - Tekstslide

Wat zijn een aantal voorbeelden van koudbloedige dieren?

Slide 13 - Open vraag

Aan het werk
maak van bs 13.4 de opdrachten 1 t/m 21. 

Wat oefen je met welke opdracht?
  • R + T1 opdrachten: 3, 4, 9, 16, 17, 18
  • T2 + I opdrachten: 5, 6, 14, 17

Slide 14 - Tekstslide