Révision Chapitre 2 2VWO

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Wat heb je in dit hoofdstuk geleerd?
timer
1:00

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Tekstslide

Les animaux

Slide 6 - Tekstslide

Je suis un....
A
chien
B
chat
C
canard
D
un lapin

Slide 7 - Quizvraag

Je suis.....
A
un hamster
B
un cochon d'Inde

Slide 8 - Quizvraag

les animaux
des oiseaux
un chat
un chien
un éléphant
un poisson
une tortue

Slide 9 - Sleepvraag

Le vocabulaire de la maison

Slide 10 - Tekstslide

C'est quoi?
A
le jardin
B
le salon
C
la chambre
D
la cuisine

Slide 11 - Quizvraag

Comment on dit "de woonkamer"?
timer
0:30

Slide 12 - Open vraag

C'est quoi?
A
Une chambre
B
Un salon
C
Une salle de bains

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

C'est quoi?
timer
0:30

Slide 15 - Open vraag

Traduis les phrases
Vertaal de zinnen

Slide 16 - Tekstslide

Traduis:
Comment elle s'appelle?
timer
1:00

Slide 17 - Open vraag

Traduis:
On aime regarder la télé
timer
1:00

Slide 18 - Open vraag

Traduis:
Tu as des frères et des soeurs?
A
Heb jij neefjes en nichtjes?
B
Heb jij oms en tantes?
C
Heb jij een broer en een zus?
D
Heb jij broers en zussen?

Slide 19 - Quizvraag

Traduis:
Parfois, elle est pénible
A
Soms is ze schattig.
B
Soms is ze vermoeiend.
C
Soms is ze lastig.
D
Soms is ze lief.

Slide 20 - Quizvraag

Grammaire

Slide 21 - Tekstslide

Vervang "Paul" door een persoonlijk naamwoord:Paul est français.
timer
0:35

Slide 22 - Open vraag

Paul et Magalie sont frères et soeurs.
.............zijn broer en zus.
A
Elles
B
Ils
C
Elle
D
Il

Slide 23 - Quizvraag

Magalie est très grande.
...... est très grande.
timer
0:25

Slide 24 - Open vraag

Wat is l'adjectif qualificatif?

Slide 25 - Woordweb

Waar staat het bijvoegelijk naamwoord in een franse zin?

Slide 26 - Open vraag

Welke bijvoegelijk naamwoord staan altijd voor het z.n.?
timer
1:00

Slide 27 - Open vraag

Welke zin klopt?

A
La maison est grandes.
B
La maison est grande

Slide 28 - Quizvraag

Klopt de zin?
A
Mon frère est petits.
B
Mon frère est petite.
C
Mon frère est petit.

Slide 29 - Quizvraag

Le nouvelle chien
ou le nouveau chien?
timer
0:30

Slide 30 - Open vraag

Slide 31 - Tekstslide

Ben je goed voorbereid voor de toets? waarom?

Slide 32 - Open vraag

Hoe vond je de quiz?

Slide 33 - Open vraag

Bonne chance voor de toets!

Slide 34 - Open vraag

Slide 35 - Tekstslide