The verb "to be"

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Werkwoordstijden (verb tenses) kun je gebruiken...

- Om aan te geven wanneer iets is
- Om aan te geven of iets op dit moment bezig is
- Om aan te geven of iets afgelopen is
- Om aan te geven hoe lang iets duurde 

.............het Engels heeft er een heleboel; het Nederlands trouwens ook. Elk werkwoord is in alle tijden te gebruiken. 

Je kunt een bevestigende vorm gebruiken: je zegt dat iets zo is. 
Je kunt een ontkennende vorm gebruiken; je zegt dat iets niet zo is. 
Je kunt een vragende vorm gebruiken: je vraagt of iets  zo is. 

Slide 3 - Tekstslide

The Present Simple
To be, or not to be

Slide 4 - Tekstslide

Eén van de belangrijkste werkwoorden is het werkwoord "to be" - zijn 

Je gebruikt het om te beschrijven wat iets of iemand is: I am happy, it isn't fair, we aren't stupid. 

Verder gebruik je het ook om andere werkwoordstijden te maken, maar dat komt pas later. 

We beginnen met de tegenwoordige tijd van het werkwoord: de present simple 

Slide 5 - Tekstslide

Bevestigend
Ontkennend
Vragend 
1 ev
I am / I'm 
I am not / I'm not
Am I? 
2 ev 
You are / You're
You are not / You aren't 
Are you? 
3 ev
He is / She's 
It is not / It isn't 
Is he? 
1 mv
We are / We're
We are not / We aren't 
Are we? 
2 mv
You are / You're
You are not / You aren't
Are you? 
3 mv
They are / They're 
They are not / They aren't 
Are they? 

Slide 6 - Tekstslide

You -
We -
They -
A
are, am, is
B
are, are, am
C
are, are, are
D
is, are, are

Slide 7 - Quizvraag

I
A
am
B
are
C
is

Slide 8 - Quizvraag

Kimberly
A
am
B
are
C
is

Slide 9 - Quizvraag

I ....
You ....
She ...
A
am, are, is
B
is, am, are
C
are, is, am
D
am, are, to be

Slide 10 - Quizvraag

They ... (zijn) brothers.
A
am
B
are
C
is

Slide 11 - Quizvraag

The cat ... outside.
A
am
B
are
C
is

Slide 12 - Quizvraag


She __ a teacher.
A
am
B
are
C
is

Slide 13 - Quizvraag


We __ friends.
A
am
B
are
C
is

Slide 14 - Quizvraag

I .... hungry.
A
am
B
is
C
are

Slide 15 - Quizvraag

... my cats sweet?
A
am
B
is
C
are

Slide 16 - Quizvraag

.... this book mine?
A
Am
B
Are
C
Is

Slide 17 - Quizvraag


You __ very smart!
A
am
B
are
C
is

Slide 18 - Quizvraag

Kimbery and Chris.............. friends, they are brother and sister
A
am
B
are
C
isn't
D
aren't

Slide 19 - Quizvraag

Fill in: "It … Thursday today."
A
am
B
is
C
are
D
be

Slide 20 - Quizvraag

I ... from France, I am from England
A
am
B
am not
C
are
D
isn't

Slide 21 - Quizvraag

My grandparents ....young, they are old.
A
is
B
isn't
C
are
D
aren't

Slide 22 - Quizvraag

Get it?
A
Yes, it's easy
B
No, not at all
C
Yes, mostly
D
Not everything

Slide 23 - Quizvraag

TIME TO WORK IN THE MODULE 

Make sure you do at least 2 of the exercises about the verb "to be" 

Slide 24 - Tekstslide