Markten deel II

kopen voor eigen behoeften
kopen om te produceren
consumeren
investeren
1 / 15
volgende
Slide 1: Sleepvraag
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

kopen voor eigen behoeften
kopen om te produceren
consumeren
investeren

Slide 1 - Sleepvraag

Van welke goederen zal de vraag het meeste afnemen als de prijs hoger wordt?
A
Primaire goederen
B
Luxe goederen

Slide 2 - Quizvraag

Geef 3 voorbeelden van
primaire goederen
timer
1:00

Slide 3 - Open vraag

De huizenmarkt is een voorbeeld van een ...
A
abstracte markt.
B
concrete markt.

Slide 4 - Quizvraag

Een supermarkt is een ...
A
concrete markt.
B
abstracte markt.

Slide 5 - Quizvraag

In de grafiek in de bron staan de vraag- en aanbodlijnen naar kisten kabeljauw op een bepaalde dag op een visveiling.
Welke lijn is de vraaglijn? Verklaar je antwoord.

Slide 6 - Open vraag

Antwoord
1: Vraaglijn:
Prijs omlaag, vraag omhoog

2: Aanbodlijn:
Prijs omhoog, aanbod omhoog

Slide 7 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kunt aangeven welke vraag- en aanbodvergelijking bij welke situatie hoort
  • Je kunt wijzigingen in vraag- en aanbod vertalen naar een aanpassing in de vraag of aanbodvergelijking 

Slide 8 - Tekstslide

Grafiek vraaglijn: welke hoort bij een primair goed en welke bij luxe goed?
Luxe; de lijn is redelijk vlak. De vraag neemt  sterk toe wanneer de prijs daalt
Primair; de lijn is stijl. De vraag neemt nauwelijks toe wanneer de prijs daalt 

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 6.18

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 6.18
Het aanbod is niet afhanelijk van de prijs, optie D een bloemenveiling is hiervan een voorbeeld. 
Wat gebeurt er? Hoeveelheid neemt toe als de prijs stijgt, dit is een aanbodlijn. Optie B is het juiste antwoord. 

Slide 11 - Tekstslide

Waardoor kan de vraag- of aanbodvergelijking wijzigen? 

Slide 12 - Tekstslide

Waardoor kan de vraag- of aanbodvergelijking wijzigen? 

Vraag: prijs andere producten, wijziging inkomen 
Aanbod: wijziging kostprijs  (prijs om een product te maken)

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld
Op een markt worden rekenmachines verhandeld. In de uitgangssituatie geldt:

Qv = -0,75P + 30
Qv = vraag naar rekenmachines × 100.000.

Er gaat een gerucht dat men rekenmachines in de brugklassen wil gaan verbieden. Vragers reageren hierop waardoor er een nieuwe vraagfunctie ontstaat: 
Qv' = -0,75P + 26. 

Slide 14 - Tekstslide

Huiswerk opdracht 6.19 tot en met 6.21

Slide 15 - Tekstslide