Methodiek les 3

Methodiek les 3 - observatiemethodes
Heb je je boek, pen en papier en telefoon bij de hand?
Observatiemethodes
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
methodiek 2 pwMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Methodiek les 3 - observatiemethodes
Heb je je boek, pen en papier en telefoon bij de hand?
Observatiemethodes

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Wat gaan we doen?
Herhaling vorige les
lesdoelen
theorie
opdracht
lesdoelen evalueren

Slide 3 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer?  
Kijk naar dit plaatje en beantwoord de volgende vragen

Slide 4 - Tekstslide

Observatie of interpretatie: Jongetje heeft chocola gepikt
A
Interpretatie
B
Observatie

Slide 5 - Quizvraag

Objectief of subjectief: zijn mondje en handen zitten vol met chocola
A
objectief
B
subjectief

Slide 6 - Quizvraag

Welke valkuilen waren er ook alweer? 
  1. Eigen mening van de observator;
  2. Emotionele betrokkenheid; 
  3. Het halo-effect;
  4. Het horn-effect;
  5. Vooroordeel;
  6. Projectie;
  7. Stemming;
  8. Ervaring. 

Slide 7 - Tekstslide

De lesdoelen
Na afloop van de les:
  • Hoe je als PM-er methodisch observeert
  • Kun je toelichten welke observatiemethoden je kunt inzetten om systematisch en doelgericht te observeren

Slide 8 - Tekstslide

Observatiemethoden
Bij observeren kun je verschillende methodes gebruiken:
- bestaande methodes of een eigen methode op maat

Observeren is altijd DOELGERICHT: je bent met de vraag die je wil beantwoorden
Observeren doe je PLANMATIG: je observeert systematisch volgens een plan (een observatieplan)

Slide 9 - Tekstslide

Stappenplan observatie
  1. De aanleiding
  2. Het observatiedoel en de onderzoeksvraag
  3. Het concreet gedrag
  4. Om welke observatie categorieën gaat het
  5. De observatiemethode
  6. Plaats, situatie, data, tijdstippen en uitvoerder van de observatie;
  7. Algemene gegevens

Slide 10 - Tekstslide

Wat zou een aanleiding kunnen zijn voor een observatie?

Slide 11 - Woordweb

Stap 1 de aanleiding
Redenen zijn bijvoorbeeld:
  • Als je signalen opvangt dat er iets mis gaat 
  • Als je een vraag hebt hoe je moet handelen
  • Als er problemen zijn
  • als je iemand beter wil leren kennen
  • Als je een verslag wil maken

In de aanleiding schrijf je precies waar de vraag vandaan komt, van wie en waarom.

Slide 12 - Tekstslide

Stap 2 het observatie- doel en vraagstelling
Doel: kort en duidelijk (SMART). Op welke vraag wil je een antwoord? 

Wie je gaat observeren
Welk gedrag je gaat observeren
In welke situatie je gaat observeren

Bijvoorbeeld: na de observatie weet ik hoe vaak Ciska een ander kindje slaat, ik observeer haar tijdens het speelkwartier buiten. 

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht
Bedenk een voorbeeld van een vraagstelling voor een observatie
Wie ga je observeren
Welk gedrag ga je observeren
In welke situatie

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht: bedenk een voorbeeld van vraagstelling (wie, gedrag situatie)

Slide 15 - Open vraag

Stap 3 het concrete gedrag
Bij stap 3 omschrijf je het gedrag staat dat je wil observeren. 
 Dit doe je:
  • Concreet
  • het gedrag is waarneeembaar
  • geen interpretaties maar feiten


Slide 16 - Tekstslide

Observatiecategorie
concreet gedrag:
huilen, schreeuwen, rennen, gooien,  spullen afpakken, alleen een activiteit doen, samen een activiteit doen met kind/PM-er,  glimlach op haar gezicht, op een positieve manier communiceren


Categorieën:

- speelt samen
- speelt alleen
- vertoont negatief gedrag
- vertoont positief gedrag

Je gaat dus groeperen zodat je beter focussen



Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Stap 4 de observatie categorieen

  • Ze zijn helder en duidelijk
  • ze zijn volledig
  • Er is evenwicht tussen de categorieën. Bijv. de helft positief en de helft negatief


Slide 19 - Tekstslide

Hoe zie je stap 3 en 4 hier terug? 

Slide 20 - Tekstslide

Stappenplan observatie
  1. De aanleiding
  2. Het observatiedoel en de vraagstelling
  3. Concreet gedrag 
  4. Observatie categorieën
  5. Observatiemethode
  6. Plaats en tijd
  7. Algemene gegevens

Slide 21 - Tekstslide

Observatiemethode (stap 5)
Een manier om planmatig en doelgericht te observeren

4 hoofdgroepen:
1. Participerend/gestructureerd
2. Participerend/ongestructureerd
3. Niet-participerend/gestructureerd
4. Niet-participerend/ongestructureerd

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Wat betekent dit?
Participerend:  je neemt zelf deel aan de situatie
Niet-participerend:  je bent toeschouwer (onopvallend aanwezig)
Gestructureerd: je weet precies wat je gaat observeren en volgens welk systeem
Niet-gestructureerd: er ligt niet vast hoe je gaat observeren, je maakt van je aantekeningen later een verslag

Slide 24 - Tekstslide

Welke vorm van
observeren zie je in
de afbeelding hiernaast?
A
Niet-participerend
B
Participerend

Slide 25 - Quizvraag

Welke vorm van observeren
zie je in de afbeelding
hiernaast?
A
Participerend
B
Niet-participerend

Slide 26 - Quizvraag

Opdracht
Bestudeer blz 115-116 (oude boek 94) van je boek.
Bedenk bij elk van deze 4 methodes een voordeel en een nadeel, 
Je krijgt ongeveer 10 min. 


Voordeel
Nadeel
Participerend
Niet- participerend
Gestructureerd
Ongestructureerd
timer
10:00

Slide 27 - Tekstslide

Het is belangrijk om zo onopvallend mogelijk aanwezig te zijn
A
participerend
B
niet participerend

Slide 28 - Quizvraag

je kunt direct waarnemingen registreren
A
participerend
B
niet participerend

Slide 29 - Quizvraag

je doet zelf mee in de situatie die je wil observeren
A
participerend
B
niet participerend

Slide 30 - Quizvraag

Je krijgt een behoorlijk compleet beeld van wat er gebeurt
A
gestructureerd
B
ongestructureerd

Slide 31 - Quizvraag

je weet precies wat je gaat observeren
A
gestructureerd
B
ongestructureerd

Slide 32 - Quizvraag

Je observeert systematisch en doelgericht
A
gestructureerd
B
ongestructureerd

Slide 33 - Quizvraag

Wat voor hulpmiddelen zijn er voor een observatie?

Slide 34 - Woordweb

Hulpmiddelen (stap 5)
  • Onewayscreen  of observatiescherm
  • Pen en papier
  • Camera
  • Spel/speelgoed
  • Stopwatch/ telefoon

Slide 35 - Tekstslide

Het tijdstip
  • Continue observeren
  • Bepaalde gebeurtenissen observeren (Event sampling/ turfsysteem)
  • Op bepaalde momenten observeren (Time sampling /interval systeem)
  • Een combinatie van bovengenoemde

Slide 36 - Tekstslide

Stappenplan observatie
  1. De aanleiding
  2. Het observatiedoel en de vraagstelling
  3. Concreet gedrag 
  4. Observatie categorieën
  5. Observatiemethode
  6. Plaats en tijd
  7. Algemene gegevens

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Evaluatie lesdoelen
Na afloop van de les:
  • Hoe je als PM-er methodisch observeert
  • Kun je toelichten welke observatiemethoden je kunt inzetten om systematisch en doelgericht te observeren

Slide 39 - Tekstslide

Tot volgende week!

Slide 40 - Tekstslide