Test jouw kennis

Oefentoets Unidad 2
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets Unidad 2

Slide 1 - Tekstslide

Schrijf 4 bijvoeglijke naamwoorden:
twee "O bijvoeglijk naamwoord"
twee "geen-O" bijvoeglijk naamwoord.

Slide 2 - Woordweb

Combineer deze zelfstandig nw. met de bijvoeglijk nw. in de juiste wijze

un hotel - tres chicos - una chica
impresionante - guapo - barato - inteligente

Slide 3 - Open vraag

Wat is er fout met deze zin?

Las mujeras bonita

Slide 4 - Open vraag

Wat is er fout met deze zin?

Las iglesias grandas

Slide 5 - Open vraag

Estoy
Estamos
Están
Estáis
Está
Estás
Yo
Nosotros
Ellos
Él/Ella/Usted
Vosotros

Slide 6 - Sleepvraag

Kies het juiste werkwoord:

En mi pueblo ________ tres iglesias
A
Están
B
Estoy
C
Hay
D
Está

Slide 7 - Quizvraag

Kies het juiste werkwoord:

Amsterdam ________ en el sur de Holanda
A
Está
B
Estamos
C
Hay
D
Están

Slide 8 - Quizvraag

Kies het juiste werkwoord:

Aquí no ________ estudiantes
A
Estamos
B
Hay
C
Viven
D
Están

Slide 9 - Quizvraag

Kies het juiste werkwoord:

Las pirámides ________ en Egipto.
A
Está
B
Hay
C
Son
D
Están

Slide 10 - Quizvraag

Comer
escribir
Beber
Vivir
Coger
Leer
Comprender
Halen/nemen
Wonen
Eten
Begrijpen
Drinken
Lezen
Schrijven

Slide 11 - Sleepvraag

Comen
Lee
Vivís
Comprendes
Cojo
Escribimos
Yo
Nosotros
Ellos
Él/Ella/Usted
Vosotros

Slide 12 - Sleepvraag

Wat is de stam van deze werkwoorden?

comer, vivir, beber, abrir

Slide 13 - Open vraag

Welk antwoord past bij deze vraag?

¿Coges el tren o el bus?
A
Bebo bus
B
Cogeres el tren
C
No, no cojo el tren. Cojo el bus
D
Sí, como en el tren.

Slide 14 - Quizvraag

Welk antwoord past bij deze vraag?

¿Aprendéis para el examen de español?
A
Sí, hoy aprendemos para el examen.
B
El examen de español es muy complicado.
C
No comprendo la pregunta.
D
Aprenderos por examen.

Slide 15 - Quizvraag

Welk antwoord past bij deze vraag?

¿Vives solo o con tus padres?
A
Vivemos con mis padres.
B
No, no vivo solo. Vivo con mi madre.
C
Mis padres viven con el perro.
D
Vivirís solo.

Slide 16 - Quizvraag

Geef antwoord in het Spaans:

¿De dónde eres?

Slide 17 - Open vraag

Geef antwoord in het Spaans:

¿Cuántos años tienes?

Slide 18 - Open vraag

Vertaal deze zinnen:

- Bebo café y como poco
- Vivo en Groningen y cojo el tren a la escuela

Slide 19 - Open vraag

Geef antwoord in het Spaans:

¿bebes café o té?

Slide 20 - Open vraag