Bio klas 2h H10.2 + 10.3 Puberteit + relaties

10.2 Puberteit
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

10.2 Puberteit

Slide 1 - Tekstslide

Opdracht
  • Elke 4-tal krijgt een A3 blad.
  • Verdeel de A3 blad in tweeën. 1 kant voor jongens en de andere kant voor meisjes.
  • Je schrijft nu aan beide kanten op alle synoniemen van piemel en vagina. je hebt 5 min.
  • Aan de achterkant mag je nu alle synoniemen opschrijven over geslachtsgemeenschap, masturbatie, enz. weer 5 min. 
timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

Puberteit

Slide 3 - Woordweb

Leerdoelen
Aan het eind van de les:
  1. Weet je wat primaire, secundaire en tertiaire geslachtskenmerken zijn.
  2. Kan je de primaire en secundaire geslachtskenmerken benoemen.
  3. Kan je uitleggen welke veranderingen er plaatsvinden in de puberteit.
  4. kan je uitleggen welke hormonen voor veranderingen zorgen in de puberteit.
  5. kan je uitleggen wat een transgender is.

Slide 4 - Tekstslide

Geslachtskenmerk
  • Geslachtskenmerk: alle kenmerken waaraan je het verschil ziet tussen een jongen en een meisje.
  • Primaire geslachtskenmerken
  1. vanaf geboorte zichtbaar
  2. Jongens: penis en balzak
  3. meisjes: vagina en schaamlippen
  4. tot leeftijd 10 weinig verschil tussen jongen en meisje.

Slide 5 - Tekstslide

Geslachtskenmerk
  • Secundaire geslachtskenmerken
  1. lichamelijke verschillen die ontstaan in de puberteit: 10 - 16  jaar.
  2. Beiden: meer zweet- en talgklieren, okselhaar, schaamhaar, groei geslachtsorganen, snelle lengtegroei
  3. Jongens: Baardgroei (lagere stem), borsthaar, groei spieren, hoekiger lichaamsvorm, zaadlozing
  4. meisjes: rondere vormen, borstgroei, breder bekken en ongesteldheid

Slide 6 - Tekstslide

Geslachtskenmerk
  • Tertiaire geslachtskenmerken
  1. verschillen in kleding, denken en gedrag tussen jongens en meisjes
  2. kleding
  3. denken
  4. gedrag

Slide 7 - Tekstslide

Wat verandert er nog meer?
Groeispurt -> slungelig bewegen
Acne (jeugdpuistjes):
  • komt doordat je huid extra talg aanmaakt
  1. Talg: vettige stof die je huid beschermt en uit poriën naar buiten komt.
  • Bij te veel talg raken de poriën verstopt. -> mee-eters
  1. talgklieren ontstoken -> als er groei bacteriën is in talg. -> puistjes

Slide 8 - Tekstslide

Wat verandert er nog meer?
  • Zweet in de puberteit gaat meer ruiken, vooral onder oksels
  1. Zweetklieren onder oksels werken pas in de puberteit.
  2. Veel bacteriën -> zetten zweet om in andere stoffen -> bekende zweetgeur
  • Naast lichamelijke ook geestelijke ontwikkeling
  1. veranderende gevoelens (emoties)
  2. Ontwikkeling eigen identiteit -> wie ben ik? -> nemen van zelfstandige beslissingen.

Slide 9 - Tekstslide

Lichamelijke veranderingen ontstaan onder invloed van?
A
Hormonen
B
Hypofyse
C
Receptor
D
hersens

Slide 10 - Quizvraag

Welke hormoonklier start de puberteit?

Slide 11 - Open vraag

Hormonen & puberteit
De hypofyse maakt geslachtshormonen waar geslachtsorganen op reageren.
  • Jongens: 
  1. zaadballen maken het mannelijk geslachtshormoon testosteron
  • Meisjes: 
  1. eierstokken maken het vrouwelijk geslachtshormoon oestrogeen

Slide 12 - Tekstslide

Wat regelen de geslachtshormonen?
A
Primaire geslachtskenmerken
B
Secundaire geslachtskenmerken
C
Tertiaire geslachtskenmerken
D
Puberteit

Slide 13 - Quizvraag

Wanneer ben je transgender?
  • Genderdysforie (gender-identiteitsstoornis): geslacht is niet gelijk aan gevoel en gedrag van een man of vrouw. 
  1. Transgender
  • Transseksueel: man wordt vrouw of vrouw wordt man. Dit omdat genderdysforie zicht sterk uit.
  • Travestiet ≠ genderdysforie

Slide 14 - Tekstslide

Laat in ieder geval de volgende punten aan bod komen:

  1. Hebben de ouders van Maya de verkeerde keus gemaakt door haar als jongen te registreren?
  2. Op welke leeftijd moet het voor kinderen mogelijk zijn om aan te geven of zij zich jongen of meisje voelen?
  3. Moet de overheid soepeler worden in het omzetten van iemands geslacht in de burgerlijke stand?
  4. Ken je iemand die als jongen is geboren en nu als meisje leeft (of andersom) en wat vinden jullie daarvan?
  5. Zorg dat je de antwoorden die je geeft goed beargumenteert. Zijn jullie het oneens op bepaalde punten?
Probeer elkaar met goede en onderbouwde argumenten te overtuigen.Onderkant formulier

Slide 15 - Tekstslide

10.3 Relaties

Slide 16 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je weet welke liefdesrelaties er zijn tussen mensen en je kan uitleggen hoe seksuele geaardheid kan verschillen.
  2. Je kan de verschillen tussen verliefdheid, vriendschap en liefde uitleggen.
  3. Je kan instanties benoemen die hulp bieden bij problemen rond seksualiteit en relaties.
  4. Je kan benoemen hoe je wensen en grenzen kunt bewaken en respecteren in relaties.
  5. Je kan uitleggen wat geslachtsgemeenschap en masturbatie is.
  6. Kun je uitleggen hoe mannen en vrouwen klaar kunnen komen.

Slide 17 - Tekstslide

Welke relaties zijn er?
  • Contact: alles wat je met andere mensen doet.
  1. Kort contact: medewerker in een winkel
  2. lang contact: is intensief zoals ouders, broertjes/zusjes of vrienden.
  • Relaties: alle banden die je met mensen hebt.

Slide 18 - Tekstslide

Welke relaties zijn er?
  • Waarden: geven aan wat je belangrijk vindt
  1. Vb.: beleefd, eerlijk, behulpzaam, trouw, gastvrij en zelfbeheersing
  • Normen: geven aan wat je dan wel of niet doet.
  1. Vb.: bij waarde trouw hoort de norm vrienden niet in steek laten.
  • Bij elke waarde hoort een norm.

Slide 19 - Tekstslide

Waar vallen mensen op?
Iedereen kan verliefd worden.
  • Heteroseksueel: meisje wordt verliefd op jongen of andersom.
  • Homoseksueel: verliefd worden op iemand van hetzelfde geslacht.
  1. homo: jongen wordt verliefd op jongen
  2. lesbisch: meisje wordt verliefd op meisje
  • Biseksueel: je wordt verliefd op zowel jongens als meisjes.

Slide 20 - Tekstslide

Wat is met elkaar naar bed gaan?
  • Veel mensen die van elkaar houden, willen met elkaar...
  1. vrijen
  • Bij vrijen kan je elkaar laten klaarkomen, ook wel orgasme genoemd.
  • Jongens en meisjes kunnen beide klaarkomen
  1. Jongens: zaadlozing

Slide 21 - Tekstslide

Wat is met elkaar naar bed gaan?
Klaarkomen/orgasme kan door:
  • zelfbevrediging of masturbatie
  1. Door jezelf te strelen
  • geslachtsgemeenschap
  1. Je raakt opgewonden
  2. Jongens -> stijve penis en meisjes -> vagina wordt vochtig.
  3. Jongen schuift penis in vagina en beweegt heen en weer tot een orgasme.
  4. Jongens vaak orgasme. Meisje niet altijd, omdat clitoris buiten vagina zit.

Slide 22 - Tekstslide