used to

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Road Map
  • Black Story
  • Questionnaire
  • Grammar: used to

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Black Story
Murderous mountains

A man is lying dead in a clearing in the mountains, his rifle a short distance away...

Slide 3 - Tekstslide

The man had gone hunting for hares in winter. His first shot triggered an avalanche that buried him alive. His corpse was not found until spring. 
Questionnaire
On the next page you will find a questionnaire.
In it, you are asked questions about me as a teacher. 

The answers are used to assess my teaching and also in further research on how to train teachers.

The answers will be stored anonymously!


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Grammar - used to 
- p. 57 TB, Theme 4, E. 
- p. 152 TB, Grammar Survey.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Used to
Om te zeggen dat iets vroeger gebeurde.

I used to have long hair
(but now I have short hair).
He used to smoke
(but now he doesn't smoke).
They used to live in India
(but now they live in Germany).

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

used to + hele werkwoord/infinitive

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Used to ......
'Used to' linked to  'vroeger'
'Vroeger' hoef je in de zin niet te vertalen!

Dus:
Vicky woonde vroeger bij haar opa
=
Vicky used to live with her grandad.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Forms
The form 'used to' is used with all subjects:

I used to live
He/she/it used to live
we used to live
you used to live
they used to live

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Some examples - Used to
I used to be small    -     Vroeger was ik klein

She used to have braces    - Vroeger had ik een beugel.

We used to play football every week - Vroeger speelden we elke week voetbal.



Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fill in the correct form:
Grandpa ___ 5 miles every day.
A
used to swim
B
used to swam
C
used to swum
D
used to swimmed

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fill in the correct form:
I ____ to bed very late.
A
used to go
B
used to went
C
used to gone
D
used to goes

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de vorm van used to in.

(-) ____ (she - to eat) meat.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de vorm van used to in.

(-) ____ (we - come) here.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de vorm van used to in.

(-) ____ (I - dance) with him.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de vorm van used to in.

(-) ____ (They - live) there.

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de vorm van used to in.

(-) ____ (I - sing) in the shower.

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Homework
19 February 2021:
Study Grammar 'used to' on p. 57 & p. 152 TB. 
Make three personal sentences with 'used to' and hand them in on Classroom.

Study vocab A, B, C, D. Link to Quizlet set is in Classroom under SS Theme 4. 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies