Steigerung

Regeln
  • Telefons nicht einreichen
  • Jacken aus
  • Taschen auf dem Boden
  • Arbeitsbuch A
  • Hand heben!
  • Respekt für einander


1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Regeln
  • Telefons nicht einreichen
  • Jacken aus
  • Taschen auf dem Boden
  • Arbeitsbuch A
  • Hand heben!
  • Respekt für einander


Slide 1 - Tekstslide

Was machen wir heute?

  • Vergleichung NL und DE
  • Alles über Steigerung
  • Sätzen mit Steigerung
  • Üben!!!


Slide 2 - Tekstslide

Trappen van vergelijking

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Tekstslide

Naar het Duits
Stellende: positiv 
mooi - schön
Vergrotende: komparativ
mooier - schöner
Overtreffende: superlativ
het mooiste - am schönsten  / mooiste - schönste

Slide 5 - Tekstslide

Positiv
Komparativ
Superlativ
schneller
Schnell
am schnellsten

Slide 6 - Sleepvraag

Slide 7 - Video

Herhaling

Na d, t of s, ss, ß, sch, z of tz komt een extra E 
in ,,Superlativ'':
süß - süßer - süßest
(schattig - schattiger - schattigst)


Slide 8 - Tekstslide

Herhaling

Bijvoeglijke naamwoorden die einidigen op -el of -er verliezen in ,,Komparativ'' de E:
dunkel - dunkler - dunkelst
(donker - donkerder - donkerst)


Slide 9 - Tekstslide

Positiv: weiß
Superlativ: ???

Slide 10 - Open vraag

Positiv: teuer
Komparativ: ???

Slide 11 - Open vraag

Uitzonderingen!

(groot)             groß - größer - größt
(goed)              gut - besser - best
(hoog)              hoch - höher - höchst
(dichtbij)         nah - näher - nächst
(veel)                 viel - mehr - meist

Slide 12 - Tekstslide

herhaling
Bij volgende bijvoeglijke naamwoorden moet je het ..Komparativ'' en het ,,Superlativ'' met ,,Umlaut'' veranderen:

alt, arg, arm, dumm, grob, groß, hart, hoch, jung, kalt, klug, kurz, krank, lang, nah, scharf, schwach, stark, warm.

Also: höher, am klügsten 

Slide 13 - Tekstslide

Positiv: alt
Superlativ: ???
A
alter
B
am ältesten
C
am altesten
D
älter

Slide 14 - Quizvraag

Positiv: nah
Superlativ: ???
A
näher
B
am nächst
C
naher
D
am nächsten

Slide 15 - Quizvraag

Positiv: kurz
Superlativ: ???
A
kurzer
B
am kürzesten
C
am kürzer
D
am kürzsten

Slide 16 - Quizvraag

Die letzten Sätze
NL:                Ik ben net zo groot als jij =
DE:                Ich bin genauso / ebenso groß wie du.
NL:                Ik ben kleiner dan jij =
DE:                Ich bin kleiner als du.
NL:                Wij zijn even groot =
DE:                Wir sind gleich groß.

Slide 17 - Tekstslide

Die Letzten Sätze

NL:             Van alle rivieren is de Rijn het mooist =
DE:             Von allen Flüssen ist der Rhein am schönsten.
NL:             Hij nam van alles het beste =
DE:             Er nahm von allem das Beste.

Slide 18 - Tekstslide

Der Eiffelturm ist ........... (hoch)......... (dan) die Schule.
A
hocher als
B
höher als
C
höher dann
D
hocher dann

Slide 19 - Quizvraag

Das deutsche Wörterbuch ist ............ (dick).
A
am dicksten
B
am diksten
C
dicker
D
am dicker

Slide 20 - Quizvraag

Sie ist ......... (net zo) ....... (arm) ........ (als) du.
A
genauso ärmer wie
B
ebenso arm wie
C
genauso arm wie
D
ebenso arm dann

Slide 21 - Quizvraag

Von allen Filmen ist die Marvelreihe ...................... (het beste)
A
am Beste
B
am beste
C
am Besten
D
am besten

Slide 22 - Quizvraag



Hausaufgaben


AB Steigerung

Slide 23 - Tekstslide