thema 6 taal verkennen

thema 6 taal verkennen
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

thema 6 taal verkennen

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in de zin?

Het gebroken glas lag op de nieuwe keukenvloer.
A
glas
B
gebroken
C
nieuwe
D
keukenvloer

Slide 2 - Quizvraag

bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
De gesneden taart: 'gesneden' is een voltooid deelwoord dat gebruikt wordt als bijvoeglijk naamwoord om de taart te beschrijven.

De afgewezen kandidaten: 'afgewezen' is een voltooid deelwoord dat gebruikt wordt om de kandidaten te beschrijven

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in de zin?

De verdwaalde hond werd gevonden in het bos.


A
gevonden
B
het bos
C
verdwaalde
D
hond

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord?
Iedereen bewonderde het versierde lokaal tijdens het feest.


Slide 5 - Open vraag



Wat is het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord?
De gekozen oplossing bleek goed te werken.




Slide 6 - Open vraag

Wat moet op de lege plek?
bewaren
de _______________ spullen
A
bewaarde
B
bewaarden
C
bewarden
D
bewaardden

Slide 7 - Quizvraag

Wat moet op de lege plek?
sluiten
de _______________ deuren
A
geslote
B
gesloten
C
gesluiten
D
geslotten

Slide 8 - Quizvraag

rangtelwoord en telwoord

Slide 9 - Tekstslide

In de tweede ronde kregen vier leerlingen een medaille.

Slide 10 - Open vraag

Tijdens het verbouwen van mijn eerste huis kwamen er veel mensen helpen.

Slide 11 - Open vraag

stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
Ik heb een mooie gouden ring om.
A
mooie
B
ring
C
een mooie
D
gouden

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
Schilderen doe je op een canvas doek.

Slide 14 - Open vraag

samenstellingen
fietssleutelbakje
buitenspeelgoedmateriaal

Slide 15 - Tekstslide

Maak hier 1 woord van. Er blijft er eentje over.

boodschappen – muntje – broek – kar


Slide 16 - Open vraag

Maak hier 1 woord van. Er blijft er eentje over.

winkel – hoesjes – ballen – telefoon


Slide 17 - Open vraag

Wat is geen stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
katoenen
B
aluminium
C
linnen
D
zachte

Slide 18 - Quizvraag

Maak hier 1 woord van. Er blijft er eentje over.

zanger – boek – tekenaar – strip

Slide 19 - Open vraag

zinnen met een dubbele betekenis
Hij zag de man met de verrekijker.

Betekenis 1: Hij gebruikte een verrekijker om de man te zien.
Betekenis 2: De man die hij zag had zelf een verrekijker.

Slide 20 - Tekstslide

Heeft de zin 1 of 2 betekenissen?

Ze sloeg de man met de krant.

A
1
B
2

Slide 21 - Quizvraag

Heeft de zin 1 of 2 betekenissen?

We gingen met de hele klas naar het museum
A
2
B
1

Slide 22 - Quizvraag

Welke andere betekenis heeft deze zin?

Hij zag het meisje met het fototoestel.

Slide 23 - Open vraag

Ben je klaar voor de toets?
A
Ja!
B
Een beetje.
C
Ik denk het wel.
D
Nog niet helemaal.

Slide 24 - Quizvraag