Les 1

Thema Lichaam en Gezondheid
Les 1
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema Lichaam en Gezondheid
Les 1

Slide 1 - Tekstslide

Vraag:
- Welke lichaamsdelen ken je al?

Receptief:
- Waar is je oog? (hoofd, oor, neus, mond, arm, rug, buik, been,         knie, voet)

Productief:
- Wijs je oog aan en vraag: Wat is dit?
   (Herhaal dit voor de bovenstaande lichaamsdelen)

Herhaal/introduceer de woorden die de leerlingen niet kennen. 
Wijs aan en zeg:
- Dit is mijn oog. Oog.
Laat de leerlingen herhalen. 
- Dit is...

Het zijn veel woorden. De leerlingen zullen ze niet direct allemaal onthouden. Herhaal dus veel bij de volgende oefeningen.

Slide 2 - Tekstslide

- Verdeel de leerlingen in tweetallen of kleine groepjes.
- Geef elk groepje de twee werkbladen (zie J-schijf).
- Laat ze de werkbladen op gekleurd papier plakken en uitknippen.
- De leerlingen spelen in groepjes memory.

Slide 3 - Tekstslide

- Laat de leerlingen blz. 3 pakken in het werkboek.

1. Geef een voorbeeld en begin met een woord dat de leerlingen al       kunnen lezen, bijvoorbeeld oor.

2. Laat zien dat de leerlingen een lijn moeten trekken van het woord      naar het lichaamsdeel op het plaatje.

3. Doe nog een voorbeeld met de hele groep.

4. Laat de leerlingen zelfstandig verder werken.

5. Loop intussen rond en laat leerlingen individueel lichaamsdelen          benoemen.

6. Bespreek de opdracht samen.

Slide 4 - Tekstslide

1. Vraag de leerlingen wat ze zien.

2. Zeg: Ik heb een hart. Waar is mijn hart?

3. Wacht of een leerling antwoordt of antwoordt anders zelf: Hier is mijn hart. Binnen in mijn lichaam.

4. Vraag: Waar is jouw hart?

5. Laat alle leerlingen de plaats van hun hart aanwijzen.

6. Laat eventueel een plaatje van een echt hart zien.

Slide 5 - Tekstslide

1. Wijs een eerder geleerd lichaamsdeel aan de buitenkant van het            lichaam aan en vraag wat het is. Bijvoorbeeld de neus.

2. Zeg: Mijn neus zit aan de buitenkant van het lichaam. Buiten.

3. Wijs je hart aan en vraag wat het is.

4. Zeg: Mijn hart zit aan de binnenkant van mijn lichaam. Binnen.

5. Wijs enkele lichaamsdelen aan. Vraag welk lichaamsdeel het is.                Vraag waar het zit (binnen- of buitenkant).

Slide 6 - Tekstslide

1. Lees de eerste zin duidelijk voor.
2. Tel de woorden terwijl je meetelt op je vingers.        Laat de leerlingen meetellen.
3. Lees de zin nog een keer en laat de leerlingen          samen met jou de zin herhalen.
4. Laat de leerlingen de zin als klas (zonder jou)            herhalen.
5. Zeg de zin nog een keer in een sneller tempo.
6. Laat de leerlingen de zin nog een keer zeggen.
7. Spreek steeds sneller en kijk hoe snel de                    leerlingen kunnen.
8. Herhaal met de rest van de zinnen.
9. Laat de leerlingen (als het lukt) tijdens het            nazeggen het lichaamsdeel aanwijzen.
Zinnen
Ik heb een hoofd
Dit is mijn hoofd.
Oog, oor, neus, mond.
Ik heb een arm.
Ik heb een been.
Arm, been, arm, been.
Dit is mijn buik.
Dat is mijn rug.
Buik, rug, buik, rug.
Aan mijn been mijn knie en voet.
Knie, voet, knie, voet.
Alles aan de buitenkant.
Mijn hart zit aan de binnenkant.
Binnen in mijn lichaam.

Slide 7 - Tekstslide

Luister en zeg na.

Slide 8 - Tekstslide

1. Schat in of de klas van liedjes houdt en of ze dit lied niet te kinderachtig zullen      vinden.
2. Laat het lied een keer horen. Doe eventueel zelf mee.
3. Zeg daarna zelf: hoofd, schouders, knie en teen. Laat de leerlingen dit                      langzaam herhalen.
4. Doe dit een aantal keer en steeds sneller.
5. Laat het lied nog een keer horen en laat meezingen.

Slide 9 - Tekstslide

- Laat de leerlingen naar LessonUp gaan.
- Deel de volgende dia.
- Laat de leerlingen het spel spelen.

Let op: sommige woorden kennen ze nog niet. Het niveau is in te stellen op makkelijk en normaal (bij de tandwieltjes rechtsonder).

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link

Laat de leerlingen nu online les 1 maken op www.ncbstart.nl.

Slide 12 - Tekstslide