Biologie - 1 Organismen

BVJ
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

BVJ

Slide 1 - Tekstslide

Absentie + Huiswerk bespreken
Planning:

Slide 2 - Tekstslide

Planning 
Absentie
Huiswerk bs. 6 vragen
 Uitleg bs. 7 Allemaal anders
Afsluiting 

Thema 1  
Planten en dieren
Les 1   
Organismen

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen wat een organisme is.
  • Je kunt de zeven levenskenmerken noemen.
  • Je kunt omschrijven wat groei is.
  • Je kunt onderscheiden of iets levend, dood of levenloos is.

Slide 4 - Tekstslide

Dieren, planten en mensen zijn levende wezens. 
Dat kun je zien aan de levenskenmerken. 
Bij biologie leer je over levende wezens.

Slide 5 - Tekstslide

Levende wezens
Biologie gaat over organismen. Een organisme is een levend wezen. Mensen, dieren en planten zijn organismen. In afbeelding 1 zie je organismen in een dierentuin.

Slide 6 - Tekstslide

Maak nu de opdrachten 1 t/m 3 
op blz. 14 & 15 van je boek

Slide 7 - Tekstslide

Levens kenmerken
Je kunt zien dat organismen leven. Bijvoorbeeld doordat ze bewegen en groeien. Een steen kan dat niet. Daarom is een steen geen organisme.
Dat iets leeft kun je zien door levenskenmerken. In afbeelding 3 zie je de zeven
levenskenmerken bij een aap:
• ademhalen
• bewegen
• groeien
• uitscheiden (plassen, zweten)
• voeden (eten en drinken)
• voortplanten (kinderen krijgen)
• waarnemen (horen, proeven, ruiken, voelen en zien)

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Plant
Bij een aap kun je goed zien dat hij leeft. Bij een plant is dat moeilijker. Je ziet een plant niet bewegen of ademhalen. Soms zie je een plant wel groeien. Toch kan een plant alle tevenskenmerken hebben, ook al zie je ze niet.

Slide 10 - Tekstslide

Maak nu opdracht 4
op blz. 16 van je boek

Slide 11 - Tekstslide

Dood en levenloos
Alle organismen gaan dood. Een dood organisme heeft geen levenskenmerken meer. Het kan niet meer ademhalen, groeien of bewegen. Vroeger kon het die dingen wel.
In de natuurzijn ook dingen die nooit hebben geleefd. Zoals een steen. Dingen
die nooit hebben geleefd, noem je levenloos. Levenloze dingen hebben geen
levenskenmerken gehad. Ze zullen die ook nooit krijgen.
Voorbeelden van levenloze dingen zijn:
• lucht
• steen
• water
Levenloze dingen zijn belangrijk voor organismen. Zonder lucht en water kun je
niet leven.

Slide 12 - Tekstslide

Maak nu de opdrachten 6 t/m 8
op blz. 17 & 18van je boek

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Maak nu de opdracht 9
op blz. 19 van je boek

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Einde les

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide