Alle naamvallen + vaste voorzetsels MAVO

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

 Naamvallen + vaste voorzetsels

Naast de naamvallen heb je ook nog voorzetsels

Het bepalen van naamvallen doe je door het ontleden van de zin:

- 1e naamval = Onderwerp (wie/wat + gezegde)

- 3e naamval = Meewerkend Voorwerp ('aan'/'voor' voor zinsdeel)

- 4e naamval = Lijdend Voorwerp (wie/wat + gezegde + Onderwerp)

Of je gebruikt de andere regels:

-Kun je de  persoon/voorwerp aan het begin van de zin veranderen met hij/zij? Onderwerp

-Kun je de persoon/voorwerp aan het einde van  de zin

  veranderen met hij/zij? Lijdend Voorwerp

- Kun je ergens 'aan'/'voor' voor zetten? Meewerkend

  Voorwerp

Je kunt naamvallen ook bepalen door te kijken of er een vorzetsel in de zin zit

- Je kunt naamvallen ook bepalen door te kijken of er 

  voorzetsels in de zin staan.

- Voorzetsels hebben namelijk een voorrangsregel; zie je die in een zinsdeel, dan hoef je niet meer te ontleden.

- je hebt vaste voorzetsels en keuze voorzetsels

- in trede 12 behandelen we de vaste voorzetsels

Voorzetsels 3e naamval:

-aus=
-bei=
-mit=
-nach=
-seit=
-von=
-zu=

Voorbeeld: Ich gehe mit meinem Neffe (m) nach Hause
 

Voorzetsels 4e naamval:

-bis=
-durch=
-für=
-gegen=
-ohne=
-um=
-entlang=

Voorbeeld:
 

Ohne mein.. Schwester (v)
gehe ich nicht nach Hause

1. mein
2. meine
3. meinen
4. meiner

Seit ein.. Jahr (m) habe ich
einen IPad

1. einem
2. meinen
3. einer
4. ein

Fahren Sie hier um d.. Ecke
(v)

1. der
2. die
3. das
4. dem

Ich tanze mit mein.. Freunde.. (mv)

1. meinen, Freunden
2. meinen, Freunde
3. meiner, Freunde
4. meine, Freunden