5. Refractie // meetkundige reeks, grafisch verloop,

Refractie de basis
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
OptiekMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Refractie de basis

Slide 1 - Tekstslide

Planning nieuw
Lesweek
Onderwerp
week 1
Het doel van de refractie, objectieve & subjectieve refractie, visus.
week 2
Wat betekent visus 1.0, optotypen, fovea centralis.
week 3
Lettergrootte en afstandsgetal, rekenkundige reeks.
week 4
Rekenkundige reeks
week 5
Rekenkundige reeks
week 6
x
week 7 
Tussentijdse toets. Meetkundige reek, grafisch verloop van de refractie.
week 8
Pupilgrootte, brandlijnenschema's, grafisch verloop construeren.

Slide 2 - Tekstslide

Rekenkundige reeks
Er zijn letterkaarten waarbij elke regel steeds wijzigt met een visus van 0.1.
De eerste regel start bijvoorbeeld met visus 0.1, de tweede regel met 0.2 enz.



Je biedt dus een regel aan waarbij de visus 0.1 hoger is.
Dit noem je een rekenkundige reeks
>> een bepaalde factor wordt steeds erbij opgeteld.


Slide 3 - Tekstslide

Rekenkundige reeks
rekenkundige reeks = grondgetal + vast getal

grondgetal = het visusgetal van een regel die zich onder de regel bevindt waarvan je het visusgetal wilt weten.

vaste getal = bijvoorbeeld 0.1

Slide 4 - Tekstslide

Rekenkundige reeks
Aan de hand van het visusgetal kun je de lettergrootte bepalen:
lettergrootte (bij g.a. 6 m) = 1.0 / visusgetal x 9

Wat valt op:
Bij de lagere visusgetallen is het verschil in
lettergrootte groot.
Hoe hoger de visusgetallen, hoe kleiner het
verschil in lettergrootte.

Slide 5 - Tekstslide

Rekenkundige reeks
Als je de visus per regel steeds verhoogt met 0.1, ziet de visusstijging percentueel als volgt eruit:

Procentueel wordt de visusstijging steeds minder.

Uit de praktijk blijkt dat de ogen een visusverandering van 10% nauwelijks kunnen waarnemen.

Slide 6 - Tekstslide

Vandaag
Tussentijdse toets!

Slide 7 - Tekstslide

Meetkundige reeks
Een goed alternatief is de letterkaart met een opbouw volgens de meetkundige reeks

>> visusvermindering met een vast procentueel verloop.
>> de visus wordt steeds met een bepaalde factor vermenigvuldigd.

Meetkundige reeks = grondgetal x vast getal

Voordeel:
Een veel gelijkmatiger verloop in lettergrootte t.o.v. de rekenkundige reeks.

Slide 8 - Tekstslide

Meetkundige reeks
rekenkundige reeks
In het voorbeeld ontbreekt visus 1.0.
Dit kan je voorkomen door met visus 1.0 te beginnen en daaruit de hogere en lagere visusgetallen te berekenen.

Slide 9 - Tekstslide

Meetkundige reeks
rij 1
0.2
rij 2
rij 3
rij 4
rij 5
rij 6
rij 7
rij 8
1.4

Slide 10 - Tekstslide

Meetkundige reeks
rij 1
0.2
rij 2
rij 3
rij 4
rij 5
rij 6
rij 7
rij 8
1.4
manier 1
manier 2

Slide 11 - Tekstslide

Meetkundige reeks
rekenkundige reeks

Slide 12 - Tekstslide

Het grafisch verloop van de refractie
Om een beter inzicht te krijgen in het verloop van de refractie, ga je hem grafisch vastleggen. Let op: het een is theoretische benadering waardoor enige tegenstrijdigheden in de praktijk niet zijn uitgesloten.

Oorzaken:
  • De interpretatie wat betreft het herkennen van optotypen door diverse proefpersonen kan verschillend zijn.
  • De herkenbaarheid en vormneutraliteit van de verschillende visusrijen hebben niet allemaal dezelfde moeilijkheidsgraad.
  • Bij hypermetropie kan de visus variëren. 

Slide 13 - Tekstslide

Het grafisch verloop van de refractie
Voor het grafisch verloop van de refractie zijn de volgende factoren bepalend:

  • de eindvisus
  • het punt waar de visusstijging aanvangt: dit punt is 0.2

>> Bij welke graad van ametropie is de visus 0.2?
Dit is afhankelijk van de grootte van het verstrooiingsfiguur op het netvlies. 
De diameter van het verstrooiingsfiguur wordt bepaald door:
  • de pupil diameter
  • de plaats van F' to.v. het netvlies

Slide 14 - Tekstslide

Visusverandering per 0,25 dpt
Uitgaande van een gemiddelde eindvisus 1.0 en een gemiddelde pupildiameter zal de beginvisus (ongecorrigeerd) 0.2 zijn bij een g.v.a. van 2,0 dpt. 
Bij een visus van 0.2 ligt het brandpunt (F'o) dus 2,0 dpt voor of achter het netvlies.

Slide 15 - Tekstslide

Visusverandering per 0,25 dpt
Bij visus 0.2 hoort een g.v.a. van 2,0 dpt. 
Je kunt tijdens een meting de sterkte verhogen of verlagen met 0,25 dpt.

>> je hebt 8 x 0,25 dpt nodig voor 2,0 dpt.
>> het verschil tussen begin - en eindvisus = 1.0 - 0.2 = 0.8
>> verandering per 0,25 dpt = 0.8 / 8 = 0.1

Per 0,25 dpt = visusverandering 0.1
Dit geldt vanaf visus 0.2

visusverwachting op basis van ametropie
let op!
>> deze theorie geldt alleen bij een gemiddelde pupilgrootte en een eindvisus van 1.0.
>> bij een hogere eindvisus zal de visus per 0,25 dpt meer stijgen dan 0.1.
>> bij een lagere eindvisus zal de visus per 0,25 dpt minder stijden dan 0.1.

Slide 16 - Tekstslide

Pupilgrootte
De pupilgrootte heeft invloed op het verstrooiingsfiguur.

We onderscheiden drie groottes van de pupil:






Hoe wijder de pupil, hoe groter het verstrooiingsfiguur, waardoor je bij een lagere g.v.a. pas een visus van 0.2 bereikt.
nauwe pupil
Bij een nauwe pupil heb je bij een ametropie van 3 dpt al een aanwijsbare beginvisus (= 0.2). 
In 3 dpt passen 12 x 0,25 dpt. 

Visusverandering per 0,25 =  (1.0 - 0.2) / 12 = 0.067

Bij een nauwe pupil is de visusverandering per 0,25 dpt 0.067. De visus gaat stijgen als F'o niet verder dan 3 dpt. van N af ligt.

normale pupil
Bij een gemiddelde pupilgrootte heb je bij een ametropie van 2 dpt al een aanwijsbare beginvisus (= 0.2).
In 2 dpt passen 8 x 0,25 dpt.

Visusverandering per 0,25 = (1.0 - 0.2) / 8 = 0.1

Bij een gemiddelde pupilgrootte is de visusverandering per 0,25 dpt 0.1. De visus gaat stijgen als F'o niet verder dan 2 dpt. van N af ligt.
wijde pupil
Bij een wijde pupil heb je bij een ametropie van 1,5 dpt al een aanwijsbare beginvisus (= 0.2).
In 3 dpt passen 6 x 0,25 dpt.

Visusverandering per 0,25 = (1.0 - 0.2) / 6 = 0.13

Bij een wijde pupil is de visusverandering per 0,25 dpt 0.13. De visus gaat stijgen als F'o niet verder dan 1,5 dpt. van N af ligt.

Slide 17 - Tekstslide

Brandlijnenschema
In periode 3 gaan we verder met het brandlijnenschema.
Dit komt niet voor in de toets van periode 2.

Slide 18 - Tekstslide