A2 5.12 Werkwoorden in samengestelde zinnen

A2 5.12 Werkwoorden in samengestelde zinnen
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

A2 5.12 Werkwoorden in samengestelde zinnen

Slide 1 - Tekstslide

Hoeveel zinnen? 'Katrien is ziek doordat ze gisteren iets verkeerds heeft gegeten, zodat ze vandaag niet zal kunnen optreden in Parijs.'


A
1
B
3
C
2
D
4

Slide 2 - Quizvraag

Wat voor type zin?
Katrien is ziek doordat ze gisteren iets verkeerds heeft gegeten, zodat ze vandaag niet zal kunnen optreden in Parijs.


A
Samengesteld
B
Enkelvoudig
C
Geen idee
D
Dubbel

Slide 3 - Quizvraag

Hoofdzin?
Katrien is ziek doordat ze gisteren iets verkeerds heeft gegeten, zodat ze vandaag niet zal kunnen optreden in Parijs.



A
Katrien is ziek
B
doordat ze gisteren iets verkeerds heeft gegeten
C
vandaag
D
zodat ze niet zal kunnen optreden in Parijs.

Slide 4 - Quizvraag

Stap 1
Verdeel de samengestelde zin in enkelvoudige zinnen.
Katrien is ziek,| doordat ze gisteren iets verkeerds heeft gegeten,| zodat ze vandaag niet zal kunnen optreden in Parijs. 

Slide 5 - Tekstslide

Ik begrijp hoe ik samengestelde zinnen kan opdelen in enkelvoudige zinnen.
A
Helemaal!
B
Helemaal niet!
C
Een beetje
D
Ik heb nog vragen...

Slide 6 - Quizvraag

Ik begrijp hoe ik zww, hww, kww kan vinden in enkelvoudige zinnen.
A
Helemaal!
B
Helemaal niet!
C
Ik heb nog vragen
D
Ik denk het wel

Slide 7 - Quizvraag

Deze vraag/vragen heb ik nog:

Slide 8 - Woordweb

Stap 2
WG of NG per EV zin:
Katrien is ziek,| doordat ze gisteren iets verkeerds heeft gegeten,| zodat ze vandaag niet zal kunnen optreden in Parijs. 

Slide 9 - Tekstslide

Het naamwoordelijk gezegde
Wat is een naamwoordelijk gezegde?
 Wat is het verschil tussen het naamwoordelijk gezegde en het werkwoordelijk gezegde?
Hoe herken je het naamwoordelijk gezegde in een zin?

Slide 10 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
Het naamwoordelijk gezegde zegt wat iemand of iets (het onderwerp) IS (of wordt of blijft).

In de zon zijn de beelden [prachtig].
Dus het naamwoordelijk gezegde is:
'zijn [prachtig]'

Slide 11 - Tekstslide

Terugblik naamwoordelijk gezegde
Wat is een naamwoordelijk gezegde ook alweer?
Wat koppelt het naamwoordelijk gezegde aan iets of iemand?




Slide 12 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde

Het naamwoordelijk gezegde zegt wat iemand of iets (het onderwerp) IS (of wordt of blijft).

ZWoBBeLS

Slide 13 - Tekstslide

naamwoordelijk gezegde
Het naamwoordelijk gezegde | blijkt | moeilijk.

PV=blijkt
NWG= blijkt moeilijk
OW=Het naamwoordelijk gezegde

Slide 14 - Tekstslide

Noem de koppelwerkwoorden (gescheiden door komma's).

Slide 15 - Open vraag

Waarom heet een koppelwerkwoord een koppelwerkwoord?

Slide 16 - Open vraag

Stap 3
ZWW, HWW, of KWW? (zie ook paragraaf 6! blz. 216)
Katrien is ziek,| doordat ze gisteren iets verkeerds heeft gegeten,| zodat ze vandaag niet zal kunnen optreden in Parijs. 

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 1.2 a De oude vrouw vroeg of Sneeuwwitje een hapje van de appel lustte. WG/NG?

Slide 18 - Open vraag

Opdracht 1.2 b Luilekkerland lijkt mij heerlijk, omdat je daar niet hoeft te werken. WG/NG?

Slide 19 - Open vraag

Opdracht 1.2 c Emoji's lijken simpel en onschuldig, maar ze kunnen voor verwarring zorgen. NG/WG?

Slide 20 - Open vraag

Opdracht 1.3 a De oude vrouw vroeg of Sneeuwwitje een hapje van de appel lustte. zww, kww, hww?

Slide 21 - Open vraag

Opdracht 1.3 b Luilekkerland lijkt mij heerlijk, omdat je daar niet hoeft te werken. zww, hww, kww?

Slide 22 - Open vraag

Opdracht 1.3 c Emoji's lijken simpel en onschuldig, maar ze kunnen voor verwarring zorgen. zww/hww/kww?

Slide 23 - Open vraag

Ik begrijp hoe ik zww, hww, kww kan vinden in samengestelde zinnen.
A
Helemaal!
B
Helemaal niet!
C
Ik heb nog vragen
D
Ik denk het wel

Slide 24 - Quizvraag

Deze vraag/vragen heb ik nog:

Slide 25 - Woordweb

Dit wil ik nog weten over 2VWO lesstof zinsdelen en woordsoorten:

Slide 26 - Open vraag