Laatste herhaling hoofdstuk 5

• Frans
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

prochain(e)

1. waarom
2. zelfs
3. dit jaar
4. volgende

mince

1. slank
2. vaak
3. bruin
4. verlegen

la question

1. de grootmoeder
2. de buurvrouw
3. de vraag
4. de zus

grand(e)

1. grijs
2. groen
3. groot
4. beste

bien sûr

1. waarom
2. lang (tijd)
3. grappig
4. natuurlijk

l'argent

1. de neef
2. de broer
3. het geld
4. de dag

meilleur(e)

1. sinds
2. beste
3. bijvoorbeeld
4. klein

chez

1. wie
2. bij
3. zelfs
4. een beetje

janvier

1. bijvoorbeeld
2. verlegen
3. dragen
4. januari

rencontrer

1. dragen
2. veranderen
3. ontmoeten
4. doorbrengen

soixante-quinze

1. 64
2. 74
3. 75
4. 76

quatre-vingt-dix-sept

1. 87
2. 97
3. 98
4. 99

92

1. quatre-vingt-deux
2. quatre-vingt-cinq
3. quatre-vingt-douze
4. quatre-vingt-treize

80

1. quatre-vingt
2. quatre-vingts
3. quatre-vingt-dix
4. quatre-vingt-dix-huit

Passé composé

Om te vertellen dat je iets al hebt gedaan

2 delen:

1. Vorm van 'avoir' (hebben)

2. Voltooid deelwoord

Il ___ mangé un croissant.

1. ai
2. as
3. a
4. ont

Vous ___ parlé avec votre fille.

1. ai
2. as
3. avons
4. avez

Tu ___ un bon week-end.

Welk van onderstaande woorden is het voltooid deelwoord van het woord:
parler

1. parler
2. parle
3. parlé
4. parles

J'ai ___ un T-shirt. (porter)

Bijvoeglijk naamwoord

man. enk.	vrouw. enk.	man. mv.	vrouw. mv.
-	-e	-s	-es
petit	petite	petits	petites
bleu	bleue	bleus	bleues

Let op!

Bnw's die eindigen op een -e, krijgen bij vrouwelijk enkelvoud geen extra -e.

Bnw's die eindigen op een -s, krijgen bij mannelijk meervoud geen extra -s.

Les T-shirts (mmv) (vert)

1. vert
2. verte
3. verts
4. vertes

La jupe (v) (noir)

1. noir
2. noire
3. noirs
4. noires

Les filles (vmv) sont (grand).

1. grand
2. grande
3. grands
4. grandes

Le pantalon (m) est (rouge).

Les baskets (mmv) sont (bleu).