Test Preparation Unit 3 + 4

Test preparation
Unit 3 and 4
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Test preparation
Unit 3 and 4

Slide 1 - Tekstslide

The votes are in...

Slide 2 - Tekstslide

We gebruiken de volgende woorden met countable nouns:
- a few
- many
- a lot of (lots of)
Some and any are used for both countable and uncountable nouns.

Some is used in affirmative sentences
Any is used in negative and interrogative sentences
Much and many are generally only used in negative sentences and questions.
In most affirmative sentences we use "a lot of/lots of" to talk about quantity.
We gebruiken de volgende woorden met uncountable nouns:
- a little
- much
- a lot of/lots of

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Our bus leaves in three minutes. We haven't got [a little/much] time
A
a little
B
much

Slide 5 - Quizvraag

My mum's job is boring, but she earns [a lot of/much] money.
A
a lot of
B
much

Slide 6 - Quizvraag

There are [a few/a little] restaurants and cafes in the city.
A
a few
B
a little

Slide 7 - Quizvraag

Have you got ____ tomatoes?
use some or any

Slide 8 - Open vraag

We had to wait for ____ minutes.
use some or any

Slide 9 - Open vraag

Is there ____ lemonade left?
use some or any

Slide 10 - Open vraag

Articles
a/an
a/an is het onbepaald lidwoord
a/an wordt alleen gebruikt bij enkelvoudige woorden

Hiermee zeggen we dat iets onspecifiek is. Dat gebruiken we dus vaak als we iets voor de eerste keer benoemen.
the
the is het bepaald lidwoord
the kan gebruikt worden bij enkelvoud en meervoud

Door the te gebruiken, wordt iets specifieker. We weten dan waar we het over hebben.
Example
I've got a cat and a dog. <- we benoemen de dieren voor de eerste keer

The cat is called Joe and the dog is called Sally. <- specifiek, we weten hier waarover we het hebben

Slide 11 - Tekstslide

Deciding which article to use generally comes down to being specific about something or a situation or not.
Page 109 in your book should help with explaining different situations of when to use which article.

Look at the example sentences and make some of your own!

Slide 12 - Tekstslide

syllables
Niet alle woorden met twee lettergrepen krijgen more/most ervoor.

Funny -> funnier -> the funniest
Happy -> happier -> the happiest
Let op het verschil tussen then/than

THAN gebruik je om vergelijkingen te maken. She is smarter than me. (NL: dan/als)

THEN gebruik je om tijdsverloop aan te geven. And then she went to the park without me. (NL: toen)
!

Slide 13 - Tekstslide

My house is (big) ___ than yours.

Slide 14 - Open vraag

A holiday by the sea is (good) ____ than a holiday in the mountains.

Slide 15 - Open vraag

He was the (clever) ____ teacher of all.

Slide 16 - Open vraag

Comparing
not as ... as geeft aan dat iets minder is dan het andere
as ... as geeft aan dat de twee gelijk zijn
This frozen pizza is not as good as a freshly made one.
De diepvries pizza is slechter dan een verse pizza.
I like pepperoni pizzas as much as pizza Hawaii.
In dit geval zijn de beide pizza's even lekker

Slide 17 - Tekstslide

What is a noun?
A
Werkwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Bijwoord

Slide 18 - Quizvraag

What is an adjective?
A
Werkwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Bijwoord

Slide 19 - Quizvraag

too and enough
Too can only come before an adjective.
Enough comes after an adjective.
But, enough also shows up before nouns.
This pizza is not big enough.
Als enough achter een adjective komt, geeft het aan of dat (wel of niet) genoeg is.

In dit geval is de pizza dus niet groot genoeg.
There is not enough pizza.
Als enough voor een noun komt, geeft het aan of er (wel of niet) genoeg is van iets.

There is never enough pizza! ;)
This pizza is too big for me to eat.
Too versterkt in dit geval het woordje dat volgt.
NL: te

In andere situaties betekent too ook
I am going to eat pizza too!

Slide 20 - Tekstslide

You can pick up a correction sheet at my desk for the Language Review.

If you have any more questions, come up to my desk.

Slide 21 - Tekstslide