Eiwitsynthese

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Wat gebeurt er tijdens de transcriptie?
A
er wordt een keten van aminozuren gemaakt
B
er wordt een kopie van een gen gemaakt
C
de ribosomen maken eiwitten
D
het mRNA verlaat de celkern

Slide 8 - Quizvraag

Genexpressie
Transcriptie
RNA
Gen
DNA-sequentie
Een gekopieerd stukje DNA
Stukje DNA met informatie voor 1 bepaalde eigenschap
De vorming van RNA
De volgorde van basen in het DNA
Het tot uiting komen van een gen

Slide 9 - Sleepvraag

Transcriptie en translatie vinden plaats in...
A
beide in de celkern
B
beide in het cytoplasma
C
transcriptie in celkern translatie in cytoplasma
D
translatie in celkern transcriptie in cytoplasma

Slide 10 - Quizvraag

In een gen heeft de matrijsstreng de volgende DNA-code:
TTG-TCC-AAG-AAT-CCG-TAA.

Wat is het mRNA kopie van dit gen?

Slide 11 - Open vraag

Een stuk mRNA heeft de volgende sequentie:
CGAAUACGGAUAUG
Noteer de sequenties van het bijbehorende dubbelstrengs DNA fragment. Geef aan welke code bij de matrijsstreng hoort en welke bij de coderende streng.

Slide 12 - Open vraag

Translatie
  • Per 3 nucleotiden wordt mRNA gelezen (codon)
  • Er zijn 4x4x4 = 64 codons
  • Elk codon codeert een aminozuur of stopcodon
  • Translatie van startcodon (AUG) tot stopcodon.
  • Uitgevoerd door ribosoom

Slide 13 - Tekstslide

Genetische code
  • Eiwit bestaat uit aminozuren (20 verschillende)
  • Codon: drie opeenvolgende nucleotiden mRNA coderen voor één aminozuur
  • Binas tabel 71G

Slide 14 - Tekstslide

RNA naar eiwit: translatie
Een tRNA molecuul (de groene blokken in de afbeelding) brengt het juiste aminozuur naar de ribosoom.

Elk tRNA molecuul heeft een eigen drieletter-code die past op het mRNA codon. Hierdoor wordt het juiste aminozuur toegevoegd aan de ketting.

Bijvoorbeeld: 
Op het mRNA codon staat de code UGC. In de codontabel in BINAS 71G kan je terugvinden dat UGC correspondeert met het aminozuur Cys. Het tRNA dat Cys naar de ribosoom brengt heeft de code ACG die op UGC past.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

sleep de termen naar de juiste plaats in de afbeelding
DNA
eiwit
losse aminozuren
ribosoom
mRNA
codon

Slide 17 - Sleepvraag

Eiwitsynthese
Er worden drie beweringen gedaan over eiwitsynthese. Geef (door te slepen) aan bij elke stelling of deze wel of niet juist is.
1. Eiwitsynthese vindt alleen plaats in ribosomen die gebonden zijn aan het endoplasmatisch reticulum.
 2. tRNA moleculen vervoeren aminozuren naar de ribosomen.
  3. Een codon kan coderen voor meer dan één aminozuur.
wel
wel
wel
niet
niet
niet

Slide 18 - Sleepvraag

Welke aminozuren worden aaneengeschakeld aan de hand van dit stuk mRNA?
UUAAGCAUGGUAUACUUUUAACGC
(Gebruik de 3 letter symbolen van de aminozuren)

Slide 19 - Open vraag

In de afbeelding hiernaast zie je een tRNA-molecuul.

Aan een tRNA kan één aminozuur gekoppeld zijn.

Welk aminozuur is gekoppeld aan dit tRNA?
A
Glutaminezuur (Glu)
B
Valine (Val)
C
Glutamine (Gln)
D
Leucine (Leu)

Slide 20 - Quizvraag