Elektriciteit 3HV SV

Elektriciteit 3HV SV
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Elektriciteit 3HV SV

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 
Je kunt uitleggen wat elektrische lading is en welke soorten er zijn.
Je kunt uitleggen waardoor elektrische stroom ontstaat. 
Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met stroomsterkte en spanning.

Slide 2 - Tekstslide

Welk verschijnsel zie je op de afbeelding?

Slide 3 - Open vraag

Hoe komt het dat de balletjes uit elkaar staan?

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Video

Welke lading hebben de bolletjes in de afbeelding?
A
Beide positief
B
Beide negatief
C
Een bolletje is positief, een bolletje is negatief
D
Beide bolletjes hebben geen lading

Slide 6 - Quizvraag

Welke lading hebben de bolletjes in de afbeelding?
A
Beide positief
B
Beide negatief
C
Een bolletje is positief, een bolletje is negatief
D
Beide bolletjes hebben geen lading

Slide 7 - Quizvraag

Elektronen
  • Elektrische ladingen oefenen een kracht op elkaar uit.



  • Gelijke lading stoot elkaar af:  ze bezitten beide of positieve óf negatieve lading
  • Verschillende lading trekt elkaar aan: het ene voorwerp bezit positieve en het andere negatieve lading

Slide 8 - Tekstslide

Stroom(richting)





Stroom is het bewegen van lading in één richting.
In een metalen draad zijn de ladingen die stromen vrije elektronen.
Richting elektrische stroom van plus naar min.
Elektronen stromen van min naar plus
-
+

Slide 9 - Tekstslide

In welk materiaal kunnen elektronen stromen?
A
kunststof
B
metalen
C
hout
D
grafiet

Slide 10 - Quizvraag

Hoe is de algemene naam voor materialen waar elektrische energie makkelijk doorheen kan gaan?

Slide 11 - Open vraag

Wat zijn de onderdelen van een stroomkring?

Slide 12 - Open vraag

Stroomkring
De 3 basiscomponenten van een stroomkring zijn:
Spanningsbron
Geleiders
Verbruiker

Slide 13 - Tekstslide

Stroomsterkte
Hoe meer elektronen per seconde door de draad, hoe hoger de stroomsterkte.

Symbool: I 
Eenheid: ampère (A)
1 A = 1000 mA
 


Slide 14 - Tekstslide

2 mA =
A
0,002 A
B
2000 A
C
0,2 A
D
200 A

Slide 15 - Quizvraag

2 µA =
A
2000000 A
B
0,002 mA
C
0,002 A
D
0,000002 mA

Slide 16 - Quizvraag

Spanning veroorzaakt een stroom. Wat wordt bedoeld met spanning?
A
... laat de elektronen rondgaan
B
... geeft de elektronen energie mee
C
... hangt af van de stroomsterkte
D
... is 0 V als de stroomkring verbroken is

Slide 17 - Quizvraag

De eenheid van spanning is ...
A
U
B
I
C
A
D
V

Slide 18 - Quizvraag

Met weerstand geef je aan:
A
Hoe makkelijk een spanning door een draad loopt
B
Hoe makkelijk een stroom door een draad loopt
C
Hoe fel een lampje brandt
D
Hoe snel een ventilator draait

Slide 19 - Quizvraag

Stroomsterkte
Spanning
Weerstand
I
R
U
Volt
Ampere
Ohm

Slide 20 - Sleepvraag

Grootheid
Symbool
Eenheid
Symbool
Spanning
U
Volt
V
Stroomsterkte
I
Ampère
A
Weerstand
R
Ohm

Slide 21 - Tekstslide

Samenvatting
Ladingen oefenen krachten op elkaar uit, gelijksoortige ladingen stoten elkaar af en ongelijksoortige ladingen trekken elkaar aan.
Bij elektrische stromen zijn het meestal de geleidingselektronen die bewegen. Elektronen stromen makkelijk door een geleider en kunnen niet stromen door een isolator. Elektronen stromen tegengesteld aan de elektrische stroom.
Stroomsterkte (I) geeft aan hoeveel lading per seconde door een bepaald punt stroomt.
Spanning (U) geeft aan hoeveel energie de lading heeft.

Slide 22 - Tekstslide

Aan de slag
Bestudeer H3.1 
Maken vraag 1 t/m 9 + 11 + 13, 14 en 16 (havo)
Maken vraag 1 t/m 6  + 8 + 9 + 11 t/m 15 (vwo)

Slide 23 - Tekstslide