Elektriciteit 3HV SV

Elektriciteit 3HV SV
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Elektriciteit 3HV SV

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 
Je kunt uitleggen wat elektrische lading is en welke soorten er zijn.
Je kunt uitleggen waardoor elektrische stroom ontstaat. 
Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met stroomsterkte en spanning.

Slide 2 - Tekstslide

Welk verschijnsel zie je op de afbeelding?

Slide 3 - Open vraag

Welk verschijnsel zie
je hier?

Slide 4 - Tekstslide

Hoe komt het dat de balletjes uit elkaar staan?

Slide 5 - Open vraag

Heb je al eens gemerkt:
•    dat bij het kammen van je haar  het rechtop gaat staan?
•    dat bij een trui uittrekken deze knettert?
•    dat je bij het aanraken van een metalen knop een schok kreeg?
•    dat er vonkjes overspringen als je iets of iemand vastpakt?

Je hebt dan een elektrische lading gekregen.



Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

2 ladingen
Wanneer een voorwerp geladen is, kan het 1 van de volgende 2 ladingen hebben:
  • Positieve lading
  • Negatieve lading

Deze soorten ladingen kunnen elkaar afstoten of aantrekken, zoals in het plaatje hieronder.

Slide 8 - Tekstslide

Welke lading hebben de bolletjes in de afbeelding?
A
Beide positief
B
Beide negatief
C
Een bolletje is positief, een bolletje is negatief
D
Beide bolletjes hebben geen lading

Slide 9 - Quizvraag

Welke lading hebben de bolletjes in de afbeelding?
A
Beide positief
B
Beide negatief
C
Een bolletje is positief, een bolletje is negatief
D
Beide bolletjes hebben geen lading

Slide 10 - Quizvraag

Elektronen
  • Elektrische ladingen oefenen een kracht op elkaar uit.



  • Gelijke lading stoot elkaar af:  ze bezitten beide of positieve óf negatieve lading
  • Verschillende lading trekt elkaar aan: het ene voorwerp bezit positieve en het andere negatieve lading

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Stroom(richting)





Stroom is het bewegen van lading in één richting.
In een metalen draad zijn de ladingen die stromen vrije elektronen.
Richting elektrische stroom van plus naar min.
Elektronen stromen van min naar plus
-
+

Slide 14 - Tekstslide

In welk materiaal kunnen elektronen stromen?
A
kunststof
B
metalen
C
hout
D
grafiet

Slide 15 - Quizvraag

Hoe is de algemene naam voor materialen waar elektrische energie makkelijk doorheen kan gaan?

Slide 16 - Open vraag

Wat zijn de onderdelen van een stroomkring?

Slide 17 - Open vraag

Stroomkring
De 3 basiscomponenten van een stroomkring zijn:
Spanningsbron
Geleiders
Verbruiker

Slide 18 - Tekstslide

Stroomsterkte
Hoe meer elektronen per seconde door de draad, hoe hoger de stroomsterkte.
Symbool: I (Intensité de current)
Eenheid: A (Ampère)
1 A = 1000 mA
 (Je kunt het vergelijken met een rivier, hoe meer water er door stroomt, hoe sterker de stroom) 

Slide 19 - Tekstslide

2 mA =
A
0,002 A
B
2000 A
C
0,2 A
D
200 A

Slide 20 - Quizvraag

2 µA =
A
2000000 A
B
0,002 mA
C
0,002 A
D
0,000002 mA

Slide 21 - Quizvraag

Een spanningsbron heeft twee functies:
  1. De spanningsbron zorgt dat er een stroom (negatieve ladingen) gaat lopen.
  2. De spanningsbron geeft energie mee aan de negatieve ladingen in de elektrische stroom.
Symbool: U (Unterschied)
Eenheid: V (Volt)
1 kV = 1000 V

 Spanningsbronnen

Slide 22 - Tekstslide

Spanning veroorzaakt een stroom. Wat wordt bedoeld met spanning?
A
... laat de elektronen rondgaan
B
... geeft de elektronen energie mee
C
... hangt af van de stroomsterkte
D
... is 0 V als de stroomkring verbroken is

Slide 23 - Quizvraag

De eenheid van spanning is ...
A
U
B
I
C
A
D
V

Slide 24 - Quizvraag

Stroomrichting
Toen men elektriciteit ontdekte heeft men afgesproken dat de stroom van de + pool naar de - pool loopt.
Later ontdekte men dat elektriciteit uit elektronen bestaat.
Elektronen zijn negatief geladen en stromen dus altijd van de - pool naar de + pool, omdat de + pool de negatieve lading aantrekt.
Toch heeft men besloten dat de eerste afspraak blijft bestaan.

Slide 25 - Tekstslide

Met weerstand geef je aan:
A
Hoe makkelijk een spanning door een draad loopt
B
Hoe makkelijk een stroom door een draad loopt
C
Hoe fel een lampje brandt
D
Hoe snel een ventilator draait

Slide 26 - Quizvraag

Stroomsterkte
Spanning
Weerstand
I
R
U
Volt
Ampere
Ohm

Slide 27 - Sleepvraag

Grootheid
Symbool
Eenheid
Symbool
Spanning
U
Volt
V
Stroomsterkte
I
Ampère
A
Weerstand
R
Ohm

Slide 28 - Tekstslide

Gevaren van elektriciteit:
Zie volgende slide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Samenvatting
Ladingen oefenen krachten op elkaar uit, gelijksoortige ladingen stoten elkaar; ongelijksoortige ladingen trekken elkaar aan.
Bij elektrische stromen zijn het geleidingselektronen die bewegen. Elektronen stromen makkelijk door een geleider en niet door een isolator. Elektronen stromen tegengesteld aan de elektrische stroom.
Stroomsterkte (I) geeft aan hoeveel lading per seconde door een bepaald punt stroomt.
Spanning (U) geeft aan hoeveel energie de lading heeft.

Slide 31 - Tekstslide

Aan de slag
Bestudeer H2.1 
Maken vraag  2 t/m 5, 7 t/m 9, 11, 13, 14 en 16 

Slide 32 - Tekstslide