décrire un mot en français

dingen beschrijven
In deze lessonup leer je hoe je iets kunt beschrijven in het Frans.
Dat is handig voor als je het Franse woord niet kent!
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

dingen beschrijven
In deze lessonup leer je hoe je iets kunt beschrijven in het Frans.
Dat is handig voor als je het Franse woord niet kent!

Slide 1 - Tekstslide

zorg dat je deze 5 dingen noemt 
1. het is een ding/dier/persoon
2. het is groot/klein/rond/vierkant/cilinder...
3. het is gemaakt van hout/stof/metaal/plastic/ papier/goud/zilver
4. het is geel/groen/blauw/rood/zwart/wit/grijs
5. het is om te schrijven/kijken/rekenen/bellen/ voetballen/tekenen

Slide 2 - Tekstslide

Wat is geen kleur?
A
vert
B
noir
C
carré
D
jaune

Slide 3 - Quizvraag

welke zegt niets over de vorm?
A
rond
B
carré
C
triangulair
D
vert

Slide 4 - Quizvraag

Neem deze kleuren over in je schrift
zwart =
wit =
rood =
blauw = 
groen =
geel = 
grijs =
oranje = 

Slide 5 - Tekstslide

Je suis: grand, dans toutes les couleurs.
Je suis en métal. Je suis dans la rue.
J'ai quatre roues.
Je suis un moyen de transport.
A
een fiets
B
koelkast
C
een tafeltennistafel
D
een auto

Slide 6 - Quizvraag

van hout =
A
en tissu
B
en bois
C
en verre
D
en papier

Slide 7 - Quizvraag

van glas =
A
en verre
B
en pierre
C
en métal
D
en tissu

Slide 8 - Quizvraag

Tekst
Tekst
Tekst
Tekst
c'est pour la maison
c'est gris
c'est pour l'école
c'est en bois
c'est en pierre
c'est lourd
c'est noir
c'est en plastique
c'est léger
c'est pour allumer la télé

Slide 9 - Sleepvraag

van carton =
A
en papier
B
en carton
C
en verre
D
en pierre

Slide 10 - Quizvraag

C'est un truc carré/rectangulair.
C'est grand et plat. C'est au mur ou sur une 'table'.
C'est dans la maison.
C'est pour regarder.

A
een radio
B
een wasmachine
C
een tv
D
een telefoon

Slide 11 - Quizvraag

neem deze 'vormen' over:
het is rond = 
het is vierkant =
 het is rechthoekig =
het is driehoekig =
het is plat =
 het is een cilinder =
het is zwaar - licht =

Slide 12 - Tekstslide

c'est un objet, grand et carré
c'est pour dormir
c'est en bois et en tissu

Slide 13 - Woordweb

comment tu décris ce mot?

Slide 14 - Tekstslide

Comment tu décris la photo précédente?

Slide 15 - Open vraag

hoe beschrijf je
'een blauwe broek'?

Slide 16 - Woordweb

handige voca
un objet                         dehors
c'est pour                      dans 
boire                                ma chambre
manger                          les enfants
la cuisine                        la plage
la maison                      les hommes
le jardin                           les femmes

Slide 17 - Tekstslide

c'est un objet/une chose
c'est petit et en verre
c'est pour boire... je suis:

Slide 18 - Open vraag

beschrijf:

Slide 19 - Woordweb

c'est un petit objet
c'est en bois
c'est gris
c'est pour écrire =

Slide 20 - Woordweb

c’est carré
c’est parfois grand et parfois petit
c’est en métal et verre
c’est pour téléphoner
A
een breinaald
B
een pot lijm
C
een mobiel
D
een pc

Slide 21 - Quizvraag

Omschrijf nu je boek van Libre Service.

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide

comment décrire
un 'kurkentrekker'?

Slide 24 - Woordweb

hoe gaat het beschrijven van voorwerpen nu?
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll

personen!
Dans cette partie-ci,

tu apprends comment 
décrire des personnes

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

dun =
A
carré
B
mince
C
gros
D
vieux

Slide 28 - Quizvraag

zijn haar is kort en zwart
A
les cheveux sont courts et noirs
B
les yeux sont bleus
C
elle a les cheveux blonds
D
il a les yeux verts

Slide 29 - Quizvraag

ze heeft groene ogen
A
elle a les yeux bleus
B
elle a les yeux noirs
C
elle a les yeux marron
D
elle a les yeux verts

Slide 30 - Quizvraag

handige zinnen om iemand te beschrijven
c'est une femme
c'est un homme
elle est grande / il est petit
elle est américaine / il est hollandais
elle est allemande / il est anglais / belge / africain
c'est un acteur / une actrice 
c'est un président
il joue dans le film....
il joue au foot / au tennis / fait de la musique
il est vieux / elle est vieille


Slide 31 - Tekstslide

c'est qui, Barack Obama?

Slide 32 - Woordweb

blond lang haar =


les cheveux sont longs et blonds

Slide 33 - Tekstslide

comment décrire?
1. c'est une fille
2. les cheveux sont longs et bruns
3. elle a les yeux bleus
4. elle est jeune
5. elle est très jolie

Slide 34 - Tekstslide

comment décrire?

1. c'est un homme
2. les cheveux sont courts et ...
3. il a les yeux bleus
4. il est assez vieux
5. il est joli - moche

Slide 35 - Tekstslide

c'est qui, Chantal Jansen?

Slide 36 - Woordweb

ze heeft blond, lang haar=

Slide 37 - Open vraag

waarmee wil je
extra oefenen?

Slide 38 - Woordweb