Week 44 klas 2 - Lezen en woordenschat CZ

Lezen 
Leesvaardigheid en woordenschat
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lezen 
Leesvaardigheid en woordenschat

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhoud college

Lesdoelen:
- Je kunt vaste voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen herkennen, begrijpen en gebruiken.


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beeldspraak - vergelijking
In een vergelijking zet je twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken: het object (o) en het beeld (b). 

Een paar voorbeelden:
– De winnaar van de talentenjacht (o) was zo trots als een pauw (b).
Zijn hoofd (o) lijkt wel een varkenskop (b); er zit zowat geen haar meer op.
– Wat een boom (b) van een kerel (o)! 
Het leven (o) is net een krentenbol (b), met af en toe een hard stukje.

Slide 3 - Tekstslide

De kernzin is de laatste zin: 'Mimiek is … Daan Heimans.
Beeldspraak - vergelijking
Het object is iets uit de werkelijkheid. Het beeld is iets waar het object op lijkt.

Een vergelijking is een vorm van beeldspraak. Beeldspraak is altijd figuurlijk taalgebruik.
Met een vergelijking kun je iets extra duidelijk of krachtig uitdrukken. Ook kun je een tekst er aantrekkelijker mee maken.

Slide 4 - Tekstslide

De kernzin is de laatste zin: 'Mimiek is … Daan Heimans.
Beeldspraak - Metafoor
Vergelijking : Van veraf is die rots (o) net een olifant (b). LET OP: A is [eigenschap] als B

Metafoor :  het object (o) en het beeld (b) vallen samen. Je vervangt het object helemaal door het beeld; in plaats van die rots zeg je bijvoorbeeld:
– Zullen we die olifant (b) eens beklimmen?                          LET OP: A is B

Metaforen komen vaak voor als spreekwoord:
Bijvoorbeeld:
– Je moet een gegeven paard niet in de bek kijken.
Dit betekent: Je mag niet klagen over de kwaliteit van iets wat je gekregen hebt.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beeldspraak - Metafoor
Voorbeeld: 
Als student woonde ze in een kamer die rook als een zwijnenstal.

Hier wordt expliciet genoemd dat de geur de gemeenschappelijke eigenschap is (vergelijking).

Anders is dit in de zin:
Haar studentenkamer was een zwijnenstal.
Hier heb je als lezer de vrijheid om andere eigenschappen invullen, bijvoorbeeld dat het in haar studentenkamer een rotzooi was (metafoor).

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beeldspraak - Personificatie
Bij een personificatie geef je een voorwerp, plant, dier of abstract begrip (liefde, verdriet) menselijke eigenschappen:

De zon doet zijn best tevoorschijn te komen.
De toekomst lacht me tegemoet.

Een metafoor en een personificatie zijn – net als een vergelijking – vormen van beeldspraak. Beeldspraak is altijd figuurlijk taalgebruik.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Tekstverbanden 
Een auteur samenhang in zijn tekst aanbrengt door verbanden te leggen.
Je weet wat de volgende verbanden inhouden:
- chronologisch                                         - concluderend  
-oorzakelijk                                                  -opsommend 
-redengevend                                            - tegenstellend 
-toelichtend verband

TIP: Check eens in je schrift of ze er allemaal in staan!

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekstverbanden 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekstverbanden 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vaste voorzetsels
- werkwoord + vast voorzetsel
Voorbeeld                    genieten van / ergeren aan
             
- werkwoord + zelfstandig naamwoord + vast voorzetsel
Voorbeeld                    verstand(zn) hebben van

- bijvoeglijk naamwoord + werkwoord + vast voorzetsel
Voorbeeld                    verslaafd (bn) zijn aan

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetseluitdrukkingen
Vaste woordcombinaties, die je vaak kunt vervangen door één woord. 

in verband met      -> vanwege
door middel van    -> door





Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik college

Lesdoelen:
- Je kunt vaste voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen herkennen, begrijpen en gebruiken.



Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies