Les 1 ademhaling

Ademhaling H4
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Ademhaling H4

Slide 1 - Tekstslide

Doelen: 
1. De studenten kunnen de onderdelen van het ademhalingsstelsel benoemen. 
2. De studenten kunnen de luchtweg beschrijven. 
3. De studenten hebben de opdrachten gemaakt. 

Slide 2 - Tekstslide

0

Slide 3 - Video

Je haalt automatisch adem
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quizvraag

Waar zitten je longen
A
In je buik
B
Achter je ribben
C
Vlakbij je lever
D
In je hoofd

Slide 5 - Quizvraag

In rust adem je het meeste door je
A
Mond
B
Neus

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor zuurstof?

Slide 7 - Open vraag

      De luchtweg

Slide 8 - Tekstslide

Luchtweg
1. Door de neus of mond
2. Door de luchtpijp.
3. De luchtpijp vertakt zich in bronchiën. 
4. De bronchiën vertakken zich in bronchiolen
5. De longblaasjes bevinden zich aan de uiteinde van de bronchiolen. Hier vind de uitwisseling van zuurstof en afvalstoffen plaats aan de haarvaten van de longen. 

Slide 9 - Tekstslide

Neus en mond holte
In de neus zitten zintuigen waarmee je kunt ruiken
Door het neusslijmvlies wordt de ingeademde lucht:
• Bevochtigd
• Verwarmd
• Stofdeeltjes blijven in het slijmvlies hangen
Daarom kun je beter door je neus inademen
De neusholte staat in verbinding met de neusbijholten (bovenkaak en voorhoofd)

In je mondholte zitten 2 openingen: Strottenhoofd en de slokdarm

Slide 10 - Tekstslide

Luchtpijp
Strottenhoofd is de opening naar de luchtpijp. 
De luchtpijp splitst zich op in 2 vertakkingen: Bronchiën. 1 richting de rechterlong en de ander richting de linker long. 
De bronchiën vertakken zich naar veel brochiolen. 

Slide 11 - Tekstslide

Luchtweg
Longen

Slide 12 - Tekstslide

Longblaasjes
De wand van de longblaasjes is heel dun, hierdoor kunnen bloed en lucht in contact met elkaar komen. Door deze wand wordt uit de ingeademde lucht zuurstof in het bloed opgenomen en kooldioxide uit het bloed aan de lucht afgestaan.
Dit kan door diffusie: een stof beweegt zich van een hoge concentratie naar een lage concentratie.

Slide 13 - Tekstslide

Diffusie
De uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide gebeurd door diffusie. Een stof beweegt zich van een hoge concentratie naar een lage concentratie.
Hoge concentratie = veel
Lage concentratie = weinig. 

Slide 14 - Tekstslide

Uitwisseling in de longblaasjes

Slide 15 - Tekstslide

Hoe heet de vertakking van de luchtpijp?
A
Longblaasjes
B
Bronchiolen
C
Bronchiën
D
Vertakking

Slide 16 - Quizvraag

Hoe heet de opening van de luchtpijp?

Slide 17 - Open vraag

Hoe heten de uiteindes van de bronchiolen?
A
Bronchiën
B
Luchtpijp
C
Haarvaten
D
Longblaasjes

Slide 18 - Quizvraag

Wat gebeurd
er in de
longblaasjes?

Slide 19 - Woordweb

Hoe kan het dat er alleen in de longblaasjes de uitwisseling van stoffen kan plaatsvinden?
A
Omdat de wand van de longblaasjes heel dun is.
B
Omdat de druk hier het grootst is.
C
Omdat dit weefsel opgebouwd is uit cellen.
D
Waarom? Daarom.

Slide 20 - Quizvraag

1
2
3
4
5
6
Neus- of mondholte
Keelholte
Luchtpijp
Bronchiën
Bronchiolen
Long
blaasjes

Slide 21 - Sleepvraag

Bronchiën, Bronchiolen en longblaasjes zijn onderdelen van de ?

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Video

Ademhalen
Spieren (buikspieren& tussenrib spieren) spannen aan. 
Lucht wordt naar binnen gezogen en vullen de longen.
Borst en  buik komen naar voren. 

Spieren ontspannen en het middenrif gaat naar beneden waardoor de druk hoger wordt. Lucht wordt naar buiten gedrukt. 
Borst en buik gaan weer naar binnen. 

Slide 24 - Tekstslide

Inademing
Zuurstof wordt in de longen uitgewisseld aan het bloed in de haarvaten. Zuurstof wordt door rode bloedcellen door je lichaam heen vervoerd. Bijvoorbeeld naar de spieren.
 
In de spiercellen zit glucose. Glucose is een brandstof voor het lichaam. Je hebt zuurstof nodig om glucose te kunnen verbranden. Als glucose verbrand wordt komt er energie vrij. Deze energie kan je gebruiken om te bewegen.

Slide 25 - Tekstslide

Uitademing
Bij de verbranding komt ook water en CO2 vrij.
Dit noemen we afvalproducten. Deze worden weer terug naar de longen vervoerd. In de longen worden de afvalproducenten uitgewisseld in de longblaasjes. De afvalstoffen adem je vervolgens weer uit. 

Slide 26 - Tekstslide

Wat gebeurt er in de neusholte met de ingeademde lucht?
(meerdere antwoorden)
A
Gefilterd
B
Bevochtigd
C
Verwarmd
D
Allemaal

Slide 27 - Quizvraag

Op welke manier kan je beter ademhalen?
A
Via je neus
B
Via je mond

Slide 28 - Quizvraag

Wat is diffusie?
A
Doorlatendheid van de wand.
B
Een stof beweegt zich van een hoge concentratie naar een lage concentratie.
C
Een stof wordt door de hoge druk vervoerd.
D
Een manier om stoffen te verbranden

Slide 29 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor koolstofdioxide

Slide 30 - Open vraag

Welke organen behoren o.a tot de ademhalingsweg?
A
Neus, luchtpijp & longen
B
Neusholte, luchtpijp en longblaasjes
C
Luchtpijp, keelholte en bronchien
D
Neus-keelholte, luchtpijp en longen

Slide 31 - Quizvraag

Terugkoppeling
1. De studenten kunnen de onderdelen van het ademhalingsstelsel benoemen.
2. De studenten kunnen de luchtweg beschrijven.
3. De studenten hebben de opdrachten gemaakt. 

Slide 32 - Tekstslide