Schrijven in Nederland Hoofdstuk 2

Schrijven in Nederland Hoofdstuk 2
Familie
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Schrijven in Nederland Hoofdstuk 2
Familie

Slide 1 - Tekstslide

Ben jij getrouwd?

Slide 2 - Open vraag

Ben jij gescheiden?

Slide 3 - Open vraag

Welke familie woorden horen bij de man?

Slide 4 - Woordweb

Welke familie woorden horen bij de vrouw?

Slide 5 - Woordweb

Mijn opa en oma zijn de ...... van mijn moeder.

Slide 6 - Open vraag

De broers van mijn moeder zijn mijn .....

Slide 7 - Open vraag

Tante Emine en oom Carlos ......... twee kinderen.

Slide 8 - Open vraag

Een dochter en een .............

Slide 9 - Open vraag

Welke zin is correct?
A
Wij heeft groot gezin.
B
Wij hebben een groot gezin.

Slide 10 - Quizvraag

Welke zin is correct.
A
Gescheiden Mark en Els zijn.
B
Mark en Els zijn gescheiden.

Slide 11 - Quizvraag

Welke zin is correct?
A
Mijn zoon heet Jaap.
B
Mijn zoon Jaap heten.

Slide 12 - Quizvraag

Welke zin is correct?
A
Mijn broer in Amerika woont.
B
Mijn broer woont in Amerika.

Slide 13 - Quizvraag

Ik heb
Je hebt
U heeft
Hij/zij heeft

We hebben
Jullie hebben
Ze hebben
Je hebt een leuke familie.

Heeft U een broer?

Hebben jullie kinderen?

Slide 14 - Tekstslide

Jullie ................ veel kinderen.

Slide 15 - Open vraag

................. we feest vandaag?

Slide 16 - Open vraag

Jij ............ alleen een broer.

Slide 17 - Open vraag

Hoeveel broers heb je?

Slide 18 - Open vraag

Heb je kinderen?

Slide 19 - Open vraag

Zie je jouw familie vaak?

Slide 20 - Open vraag

Maak af:
Mijn vader .............

Slide 21 - Open vraag

Maak af:
Mijn familie ..........

Slide 22 - Open vraag

Maak af:
Mijn dochter .......

Slide 23 - Open vraag

Maak af:
Mijn oom ..............

Slide 24 - Open vraag

Schrijf vier zinnen over je familie.

Slide 25 - Open vraag