Wanneer gebruik je 'niet' en wanneer gebruik je 'geen'?

Wanneer gebruik je 'niet' en wanneer gebruik je 'geen'?
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wanneer gebruik je 'niet' en wanneer gebruik je 'geen'?

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je het verschil uitleggen tussen 'niet' en 'geen' en weet je wanneer je welke gebruikt.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het verschil?
Niet wordt gebruikt bij een ontkenning van een werkwoord, bijvoorbeeld: Ik drink niet. 

Geen wordt gebruikt bij zelfstandige naamwoorden in het meervoud en enkelvoud, bijvoorbeeld: 
De vrouw heeft geen kinderen.

Slide 3 - Tekstslide

Niet in de zin
Bij een ontkenning van een werkwoord gebruik je 'niet', bijvoorbeeld: Hij loopt niet snel.

Slide 4 - Tekstslide

Geen bij zelfstandige naamwoorden
'Geen' gebruik je bij zelfstandige naamwoorden in het enkelvoud en meervoud, bijvoorbeeld: Ik heb geen boek. We hebben geen tijd.

Slide 5 - Tekstslide

Oefening 1
Vul de juiste vorm in: Ik heb ... zin om te eten. (geen/niet)

Slide 6 - Tekstslide

Oefening 2
Maak een zin met 'niet' en een zin met 'geen' over je favoriete activiteiten.

Slide 7 - Tekstslide

De kat zit op de mat.

Slide 8 - Open vraag

Ik heb een hond.

Slide 9 - Open vraag

Hij eet een appel.

Slide 10 - Open vraag

We gaan naar het park.

Slide 11 - Open vraag

Zij leest een boek.

Slide 12 - Open vraag

Ik drink koffie.

Slide 13 - Open vraag

Ik kan een zin negatief maken met niet en geen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll