Hoofdstuk 7 pincode

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Internationale handel

Slide 7 - Tekstslide

  • Internationale handel = import en export van handel tussen landen. 
     
  • Voor Nederland is de internationale handel erg belangrijk. Nederland heeft een open economie 



Internationale handel

Slide 8 - Tekstslide

gevolgen internationale handel
Wat zijn de positieve gevolgen voor Nederland

  • Meer werkgelegenheid
  • Daardoor meer inkomen
  • Hierdoor meer welvaart

Slide 9 - Tekstslide

Er zijn verschillende redenen waarom wij als Nederland importen. Wat is hiervan GEEN reden
A
ons klimaat is niet geschikt om alles te verbouwen.
B
Buitenlandse producten kunnen goedkoper zijn.
C
Nederlandse consumenten willen een ruimere keuze aan producten.
D
Nederland is verplicht door de EU om producten te importeren

Slide 10 - Quizvraag

Wat is export?
A
het invoeren van goederen
B
een ander woord voor economie
C
een soort hockey
D
het uitvoeren van goederen

Slide 11 - Quizvraag

Bij meer export
A
daalt de werkgelegenheid in Nederland
B
stijgt de werkgelegenheid in Nederland.

Slide 12 - Quizvraag

Nederland heeft een open economie.

Wanneer heeft een land een open economie?
A
Als er in een land in verhouding veel import en veel export is.
B
Als er in een land in verhouding weinig import en weinig export is.

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

7.2
Wat doet de Europese Unie

Slide 15 - Tekstslide

DE EUROPESE UNIE

Slide 16 - Tekstslide

Alle landen van de Europese Unie hebben de euro als munteenheid.
A
Onjuist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Door de euro kun je de prijs van Spaanse producten makkelijker vergelijken met de prijs van producten uit Nederland.
A
onjuist
B
juist

Slide 18 - Quizvraag

De EU is een...
A
economische samenwerking van groep Europese landen
B
economische samenwerking van groep Aziatische landen
C
Economische samenwerking van Nederland

Slide 19 - Quizvraag

Wat is vrijhandel?
A
Iedereen is vrij om te doen en laten wat hij/zij wil
B
Een land heeft hoge in- en uitvoercijfers
C
een land heeft dan geen in-/uitvoer beperkingen
D
een land mag dan niet meer dan 5.500 auto's uit Azië invoeren

Slide 20 - Quizvraag

Protectie
De EU beschermt de Europese bedrijven tegen concurrentie voor bedrijven buiten de EU
+ invoerrechten

Slide 21 - Tekstslide

Wat is de Eurozone?
A
Europa zonder Engeland
B
Europa zonder Brexit
C
Een groep landen waar je met Euro's kunt betalen
D
Een gebied waar je juist niet met Euro's kunt betalen

Slide 22 - Quizvraag

Welke stelling is juist?
A
Protectie zijn maatregelen van de EU om export van binnenlandse producten tegen te gaan.
B
Protectie zijn maatregelen van de EU om import van buitenlandse producten tegen te gaan.

Slide 23 - Quizvraag

Hoe wordt het inkomen per hoofd berekend?
A
Totaal inkomen vermenigvuldigd met inwoners
B
Nationaal inkomen gedeeld door inwoners

Slide 24 - Quizvraag

Cirkeldiagram en procenten
In totaal is er € 425 miljard  uitgevoerd naar het buitenland. 
Bereken welk bedrag er werd uitgevoerd naar Belgie ?

Slide 25 - Tekstslide

Wat is welvaart ?

Wanneer ben je welvarend ? 

Is welvaart voor iedereen hetzelfde?

Slide 26 - Tekstslide

Paragraaf 7.3
  • Wat is welvaart
  • Ontwikkelingslanden
  • Nationaal inkomen
  • Inkomen per hoofd
  • Vicieuze cirkel

Slide 27 - Tekstslide

Welvaart is:
A
de mate waarin je met je beschikbare middelen in je behoeften kan voorzien
B
de situatie waarbij ondernemingen goederen maken die mensen willen hebben
C
als 'armoede de wereld uit is'
D
als iedereen een hoog inkomen heeft

Slide 28 - Quizvraag

Kenmerk ontwikkelingsland
Geen kenmerk ontwikkelingsland
Grote werkloosheid
Weining gezondheidszorg
Veel natuurlijke hulpbronnen
Goede wegen en havens
Minder kans op onderwijs
Veel armoede

Slide 29 - Sleepvraag

Wat is een nationaal inkomen?
A
Al het geld dat de overheid in een land verdient
B
Al het geld dat de inwoners van een land verdienen
C
Het totaal van de import en export
D
Alle belastinginkomsten

Slide 30 - Quizvraag

Inkomen per hoofd
Nederland heeft een nationaal inkomen van € 688 miljard. 
 17 miljoen inwoners.

Schrijf de getallen voluit.

Bereken het inkomen per hoofd voor Nederland



688 miljard = 688.000.000.000
17,1 miljoen = 17.000.000
Berekening
€ 688.000.000.000 ÷ 17.000.000 = € 40.471 per inwoner (afgerond op hele euro’s)

Slide 31 - Tekstslide

Hieronder is een vicieuze cirkel weergegeven. Zet de kenmerken in de juiste volgorde. Een begrip staat al op de juiste plek. 
1. weinig inkomen
2. gezondheidsproblemen
4. ondervoeding
5. te zwak om te kunnen werken

Slide 32 - Sleepvraag

Paragraaf 7.4
  • Ontwikkelingssamenwerking
  • Noodhulp
  • Structurele hulp
  • Fair trade

Slide 33 - Tekstslide

Ontwikkelingssamenwerking
A
Tijdelijke hulp aan mensen die zich in een noodsituatie bevinden
B
Samenwerking tussen rijke en arme landen met als doel het leven in de arme landen blijvend te verbeteren

Slide 34 - Quizvraag

Noodhulp?
structurele hulp?

Slide 35 - Sleepvraag

Wat is fairtrade ?
A
handel waarbij boeren in rijke landen een betere prijs voor hun producten krijgen
B
handel waarbij boeren in ontwikkelingslanden een betere prijs voor hun producten krijgen
C
handel waarbij tussen 2 mensen geld wordt wit gewassen
D
handel in grote steden waarbij een extra BTW wordt gebruikt

Slide 36 - Quizvraag

Ik ben al goed voorbereid voor de toets
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Poll

Aan de slag
Opdracht: Maak de samenvatting van hoofdstuk 3 uit je economieboek

Klaar? Maak dan van je online boek, de begrippentrainer
timer
1:00

Slide 38 - Tekstslide