tekst verklaren 4 havo

Ziele: Hausaufgaben von Montag und Mittwoch besprechen
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Ziele: Hausaufgaben von Montag und Mittwoch besprechen

Slide 1 - Tekstslide

Hausaufgaben Montag 
übersetzen Text 6 - Absatz 1 & 2, Machen Text 6 & 7
Hausaufgaben Mittwoch: Sätze aus dem Buch auf Seite 439 
Mit welchem Ziel ? Wozu?  t/m Seite 440 
Was will der Verfasser beweisen. 
Weitermachen tekst 2019 Tijdvak 2

Slide 2 - Tekstslide

Vertaling van Tekst 6 alinea 1 & 2 (huiswerk van maandag)
(Maak dit eerst als je het niet hebt)

Text 6
Last minute leren

slechts nog één, twee dagen tot de test of het werk? Dat kan krap worden, als er veel stof te leren is of de thema's je eenvoudig niet komen aanvliegen. Desto belangrijker is het, dat je de overgebleven tijd optimaal gebruikt. Wij geven tips, hoe je een totale mislukking nog kan voorkomen. Daar gaan we:

1. Zonder ijver geen prijs, zeggen ze. En dit spreekwoord heeft recht van spreken. Toch betekent dat niet dat je de hele nacht door moet leren, om de stof in je hoofd te krijgen. Beter is, je neemt je een bepaalde tijd voor, waarvan je uit ervaring weet, dat je dat volhoudt. En in deze tijd werk je je programma zonder afleiding door.


Slide 3 - Tekstslide

Vervolg Text 6 - alnea 2
Star en stijf aan je bureau leert het niet zo fijn/ goed. Als de leerstof het toelaat, loop er dan bij op en neer. Bij woordjes gaat dat bijvoorbeeld goed.
Verdeel ze op een blad papier in je kamer en pak iedere keer een nieuwe op. Moet je tekst uit het hoofd leren, verbind hem met passende gebaren. En zelfs als de stof het lopen nauwelijks toelaat. Sta af en toe eens op en strek jezelf. Anders word je snel mat en moe. 


Slide 4 - Tekstslide

Antworten Text 6 & 7

20. 1g, 2a, 3f, 4d, 5c
21.  C
22. D
23. Zeit
24. in Afrika
25. C

Slide 5 - Tekstslide

oefen woorden van blz 439 /440

Wat betekent- Schlussfolgerung
A
conclusie
B
vervolg
C
slot
D
besluit

Slide 6 - Quizvraag

Tonart?
A
verf
B
klei
C
toon
D
soort

Slide 7 - Quizvraag

aufmerksam machen?
A
mooi maken
B
aandacht vestigen
C
uitdrukken
D
afleiden

Slide 8 - Quizvraag

behaupten?
A
vragen
B
schatten
C
antwoorden
D
beweren

Slide 9 - Quizvraag

Verfasser
A
vatenmaker
B
vatten
C
schrijver
D
verteller

Slide 10 - Quizvraag

Grund?
A
reden
B
grond
C
oorzaak
D
bodem

Slide 11 - Quizvraag

Worauf bezieht sich...?
A
Waarom betrekt het
B
Waarom heeft het betrekking op?
C
Waar heeft het betrekking op...?
D
Het is betrekkelijk

Slide 12 - Quizvraag

Was ist das Thema des Textes?
A
Wat is het thema van de tekst?
B
Wat is het thema over de tekst?
C
Wat is het doel van de tekst?
D
Wat is het thema naast de tekst?

Slide 13 - Quizvraag

Was lässt sich ableiten?
A
Wat kan je verleiden?
B
Wat laat zich verleiden?
C
Wat kan je zoeken?
D
Wat kun je afleiden?

Slide 14 - Quizvraag

https://www.youtube.com/watch?v=X6cZdWqsJiQ
Noch mal mehr zum Thema Text

Slide 15 - Tekstslide

Hausaufgaben für Montag 23 März:
Lernen: 
Sätze Worauf bezieht sich.. t/m welcher Satz enthält ..
Machen: Text 8 - 2019 /Tijdvak 2 & vertalen 1e alinea
Lesen Schachnovelle -Seite 82- 87

Wir haben:
Neu wörter gelernt, Text gemacht und wissen etwas mehr über Fragen beim deutschen Text.

                           Tschüs 

Slide 16 - Tekstslide