Grammatica klare taal les 9 t/m 12 les 1

Meervoud
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Meervoud

Slide 1 - Tekstslide

Ik: stam
Jij/u = stam + t
Zij/hij = stam + t
wij = stam + en (hele werkwoord)
jullie = stam + en
zij = stam + en

Slide 2 - Tekstslide

Ik: loop
Jij/u = loopt
Zij/hij = loopt
wij = lopen
jullie = lopen
zij = lopen

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de stam van het werkwoord 'spreken'
A
spreken
B
sprek
C
spreek

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de stam van het werkwoord 'geven'
A
gev
B
gef
C
geef

Slide 5 - Quizvraag

Hij
A
leest
B
lees
C
lezen

Slide 6 - Quizvraag

Jullie
A
geeft
B
geven
C
geef

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de stam van het werkwoord 'gaan'
A
gaan
B
gaat
C
gaa
D
ga

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de stam van het werkwoord 'doen'
A
do
B
doen
C
doe

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de stam van het werkwoord 'zweven'
A
Zweef
B
Zweev

Slide 10 - Quizvraag

Hij
A
Zweevt
B
Zweeft

Slide 11 - Quizvraag

Wij
A
Zweven
B
Zwefen

Slide 12 - Quizvraag

Gaan, staan, slaan en doen.

Stam = ga, sta, sla, doe

Slide 13 - Tekstslide

Vraagzin maken
Jij leest een boek

Vraagzin = Lees jij een boek?

Slide 14 - Tekstslide

Jij werkt thuis
Maak deze zin vragend

Slide 15 - Open vraag

Het boek = (meervoud)
A
Het boeken
B
De boeken

Slide 16 - Quizvraag

De les = (meervoud)
A
De lessen
B
Lezzen

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het meervoud van 'het bed'

Slide 18 - Open vraag

Wat is het meervoud van 'het bericht'

Slide 19 - Open vraag

Klinkers = a, u, o, e, i , y, ij

Maan (lange klinker, + een medeklinker) --> manen
Poot = poten.

Beeld = beelden


Slide 20 - Tekstslide


Man (korte klinker + een medeklinker) --> mannen

Mand = manden (en niet mandden)


Slide 21 - Tekstslide

Golf = golven
Brief = brieven
Roos = rozen
Huis = huizen

Slide 22 - Tekstslide

Na é, -e, -el, -en, -er, -em, -ie, -je is het meervoud -s.

De tafel = de tafels
Het café=de cafés 
Het jasje = de jasjes
De bezem = de bezems

Slide 23 - Tekstslide

Na -a, -i, -o, -u, -y is het meervoud -'s

De baby - de baby's 
De paraplu - de paraplu's

Slide 24 - Tekstslide

Wat is het meervoud van bakker?
A
Bakkeren
B
Bakkers

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het meervoud van taxi?
A
Taxis
B
Taxi's

Slide 26 - Quizvraag

Wat is het meervoud van bezem?
A
Bezems
B
Bezemen

Slide 27 - Quizvraag

Zelfstandig werken
- Verbeter de grammaticatoets
- Maak het werkblad
- Klaar? Werk zelfstandig in Diglin
- Vraag? Steek je vinger op. 

Slide 28 - Tekstslide