3. Analyse maatschappelijk vraagstuk / EXAMENTRAINING

EXAMENTRAINING 
3. Analyse maatschappelijk vraagstuk
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

EXAMENTRAINING 
3. Analyse maatschappelijk vraagstuk

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

De examenstof
1. Politiek en beleid
2. Criminaliteit en rechtsstaat
3. Analyse maatschappelijk vraagstuk & media 


Slide 3 - Tekstslide

C. Analyse maatschappelijk vraagstuk:
C.1 Maatschappelijke vraagstukken
C.2 De rol van de media

Slide 4 - Tekstslide

timer
1:30
#BRAINDUMP
Maatschappelijk vraagstuk

Slide 5 - Woordweb

Over het onderwerp analyse maatschappelijk vraagstuk voel ik me:
Heel zeker
Zeker
Niet zeker/niet onzeker
onzeker
Heel onzeker

Slide 6 - Poll

Ik geef mijn kennis over het onderwerp analyse maatschappelijk vraagstuk een:
11
2
3
4
5
6
7
8
9
10

Slide 7 - Poll

BELANGRIJK!!!
Kenmerken van een maatschappelijk probleem.

Slide 8 - Tekstslide

Sociaal probleem:
1. Er is sprake van een sociaal probleem.

Met andere woorden het gaat om een situatie die veel mensen onwenselijk vinden en die veel mensen in strijd vinden met bepaalde waarden en normen. 

Slide 9 - Tekstslide

Verschillende meningen:
2. Er bestaan verschillende meningen over de oorzaak en de oplossing van het probleem.

Zo hebben betrokken burgers en groeperingen vaak verschillende belangen. 

Slide 10 - Tekstslide

Gezamenlijke actie: 
3. Het probleem kan door middel van gezamenlijke actie van burgers, maatschappelijke organisaties of door de politiek worden opgelost.

Zowel de overheid, burgers als maatschappelijke organisaties kunnen het probleem aanpakken, maar er is wel gezamenlijke actie nodig.

Slide 11 - Tekstslide

Media aandacht:
4. Het vraagstuk krijgt de aandacht van de media. 

Op deze manier wordt de publieke opinie deels gevormd en krijgt het vraagstuk ook de aandacht in de media. 

Slide 12 - Tekstslide

Onderwerpen maatschappelijke vraagstukken examens

Slide 13 - Tekstslide

BELANGRIJK!!!
Invalshoeken maatschappijleer.

Slide 14 - Tekstslide

Invalshoeken:
Manieren of benaderingswijzen om naar een maatschappelijk probleem te kijken.

Probleem doorgronden:
​oorzaken en gevolgen ontdekken.

Slide 15 - Tekstslide

Politiek-juridisch:
Voorbeeld vragen:
- Welk beleid en welke regelgeving bestaat er?
- Zijn er regels nodig om het probleem op te lossen?
- Wat zijn de politieke aspecten van dit probleem?
- Wat zijn de machtsmiddelen van de overheid en de verschillende maatschappelijke groeperingen?
- Wie/welke groeperingen heeft er ten aanzien van het probleem meer macht dan een ander/ andere groepering?
- Welke functie van politieke partijen vervullen politieke partijen bij de aanpak van het vraagstuk?
- Welke mogelijkheden hebben de groeperingen om het beleid te beinvloeden?

Slide 16 - Tekstslide

Politiek-juridisch:
Begrippen:
Actie- en pressiegroepen, algemeen belang, belangengroepen, dictatuur, parlementaire democratie, democratisering, gezag, grondrechten, grondwet, lobby, macht, machtsmiddelen, machtsverhouding, overheid, overheidsbeleid, politieke agenda, politieke grondrechten, vrijheidsrechten, politieke partijen politieke stromingen, rechtsstaat, regels en wetten & verzorgingsstaat. 

Slide 17 - Tekstslide

Sociaal-economisch:
Voorbeeld vragen:
- Welke financieel-economische belangen of financiële aspecten zijn bij het probleem betrokken? 
- Wat zijn de belangen van de betrokken maatschappelijke groepen?
- Welke belangentegenstellingen liggen ten grondslag aan conflicten tussen belangenorganisaties?
- Wat is de maatschappelijke positie van betrokken groeperingen?
- Welke factoren bepalen de positie van bepaalde groepen op de arbeidsmarkt en/of in de samenleving?
- Wat is de relatie tussen belangen en de maatschappelijke positie?
- Wat is de relatie tussen het vraagstuk en maatschappelijke ongelijkheid?

Slide 18 - Tekstslide

Sociaal-economisch:
Begrippen:
Arbeidsverhoudingen, werkgevers- en werknemersorganisaties, belasting, belastingstelsel, belangenorganisaties, commercialisering, commerciële belangen, functies van arbeid, sociale ongelijkheid, arbeidsverdeling, sociale mobiliteit, maatschappelijke positie, maatschappelijke ladder, marktmechanisme, verzorgingsstaat. 

Slide 19 - Tekstslide

Sociaal-cultureel:
Voorbeeld vragen:
- Wat zijn de opvattingen, waarden, normen van de betrokken maatschappelijke groepen over de aard van het maatschappelijke probleem of oplossingen?
- Welke opvattingen hebben politieke partijen en stromingen?
- Wat is de rol van de (sub)culturen van groeperingen en de samenleving?
- Wat is de rol van de media bij het ontstaat van meningen en bij het ontstaan van de beeldvorming?

Slide 20 - Tekstslide

Sociaal-cultureel:
Begrippen:
Beeldvorming, cencuur, dominante cultuur, subcultuur, integratie, identiteit, manipulatie, massamedia, massacommunicatie, mensenrechten, grondrechten, multiculturele samenleving, waarden, normen, objectiviteit, referentiekader, selectieprocessen media, socialisatie, socialisatoren, stereotypering, subjectiviteit, vooroordeel.

Slide 21 - Tekstslide

Veranderings- en vergelijkend:
Voorbeeldvragen:
- Hoe keek men in het verleden tegen het probleem aan? Welke sociale, culturele, politieke en sociaaleconomische veranderingen zijn van invloed geweest?
- Hoe kijkt met in andere samenlevingen tegen het vraagstuk aan?

Slide 22 - Tekstslide

Onderwerpen maatschappelijke vraagstukken examens

Slide 23 - Tekstslide

timer
1:30
#BRAINDUMP
Media

Slide 24 - Woordweb

C2. de rol van de media
Je moet op je examen weten welke functies de media hebben voor de samenleving.

Deze functies moet je kennen:  

  • Politieke agenda
  • Burgers informeren
  • Controle- en waakhondfunctie
  • Cultuuroverdracht 

Slide 25 - Tekstslide

Functies voor het individu:
Je moet op je examen weten welke functies de media hebben voor de samenleving.
  

Deze functies moet je kennen:
  • Informatiefunctie
  • Meningsvormende functie
  • Socialiserende functie
  • Amuserende functie


Slide 26 - Tekstslide

Nieuwsselectie:

  • De actualiteit: een gebeurtenis moet nieuw zijn, iets van vorige week is niet relevant.
  • Bijzonder of uitzonderlijk: een gebeurtenis moet nieuw zijn, iets van vorige week is niet relevant.
  • De nabijheid: gebeurt het hier in Nederland? Of ergens ver in Afrika?
  • Doelgroep: voor wie wordt het eigenlijk geschreven? Jeugd journaal of NOS-stories?
  • Identiteit of doelstelling van het medium: wat vindt de redactie zelf belangrijk? 

Slide 27 - Tekstslide

Objectief of subjectief:
  • Objectief: en een houding die gebaseerd is op feiten en niet op meningen. Objectiviteit heeft dan ten doel een afgewogen oordeel te kunnen vormen.
  • Subjectief: Dit zijn dus meningen van mensen, of bepaalde ideeën die ingekleurd zijn door hoe mensen er zelf over denken.

Slide 28 - Tekstslide

Waarneming:
  • Referentiekader: het geheel van persoonlijke normen, waarden, kennis en ervaringen.
  • Selectieve waarneming of selectieve perceptie: bewust of onbewust keuzes maken in wat je "ziet" en wel of niet in je opneemt.

Slide 29 - Tekstslide

Rollen in de media:
  • Vooroordeel: is een mening die niet op feiten, kennis, ervaring of waarneming is gebaseerd.
  • Stereotype: vaststaand beeld van bijvoorbeeld een groep mensen dat niet overeenkomt met de werkelijkheid, of een deel van de werkelijkheid vergroot. Dit vormt dan een vooroordeel, een vooringenomen gedachtegang en kan leiden tot discriminerende denkbeelden en gedragingen.

Slide 30 - Tekstslide

Betrouwbaar?
  • Feiten en meningen zijn gescheiden
  • Hoor- en wederhoor is toegepast
  • Feiten via meerdere informatiebronnen zijn gecheckt  

 

Slide 31 - Tekstslide

Theorieën over de beïnvloeding:
LET OP: EXAMENZEKERHEID

  • Injectienaaldtheorie: mensen krijgen ideeën als het ware "ingespoten" en nemen ze over.
  • Framingtheorie: er wordt een bepaald "frame" neergezet door de media (positief of negatief) zodat je op een bepaalde manier naar een situatie gaat kijken.
  • Agendatheorie: de media selecteert de onderwerpen waarover de politiek praat.
  • Theorie van de selectieve theorie: bij het kijken wordt je beïnvloed door je referentiekader. Je maakt bewust en onbewust keuzes bij het waarnemen.

Slide 32 - Tekstslide

AAN DE SLAG
Analyse Maatschappelijk vraagstuk

Slide 33 - Tekstslide