Les 1 - Kaartvaardigheden

Aardrijkskunde vaardigheden
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Aardrijkskunde vaardigheden

Slide 1 - Tekstslide

Kaartvaardigheden

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen les 1 & 2
Aan het einde van deze les kan je:
  • 4 verschillende soorten kaarten benoemen 
  • Uitleggen wat kaartanalyse is.
  • Schaal rekenen

Slide 3 - Tekstslide

Even opfrissen !

Slide 4 - Tekstslide

Kaartvaardigheden

Om een kaart goed te begrijpen heb je nodig:


  • Een titel
  • Een legenda
  • De schaal
  • Een noordpijl

Slide 5 - Tekstslide

4 soorten kaarten in een Atlas

1) Natuurkundige overzichtskaart


2) Staatkundige overzichtskaart


3) Thematische kaart


4) Topografische kaart 




Slide 6 - Tekstslide

Natuurkundige overzichtskaart
Je ziet de natuurlijke kenmerken:

Hoogte en water (rivieren, zeeën en meren)

Slide 7 - Tekstslide

Staatkundige overzichtskaart
Alle landen staan weergegeven met elk hun eigen kleur.

Een ander woord voor staat = land.

Slide 8 - Tekstslide

Topografische kaart
  • Is een overzichtskaart van een klein gebied. 
  • Wegen & verbindingen (infrastructuur), gebouwen, grondsoorten.

Slide 9 - Tekstslide

Thematische kaart

  • Speciale kaart met één of meerdere thema's (onderwerpen)
  • Bijvoorbeeld: bevolkingsdichtheid, neerslag, klimaat, grondgebruik

Slide 10 - Tekstslide

Samenvatting: Soorten kaarten
Overzichtskaart: 
staatkundige overzichtskaart: vooral grenzen van landen.
natuurkundige overzichtskaart:
landschap
Thematische kaart 
één onderwerp
Topografische kaart:
klein gebied, veel details



Thematische kaart
Natuurkundige kaart
Staatkundige kaart
topogafische kaart

Slide 11 - Tekstslide

Dit is een...
A
Natuurkundige overzichtskaart
B
Staatkundige overzichtskaart
C
Thematische kaart
D
Topografische kaart

Slide 12 - Quizvraag

De kaart hiernaast is een voorbeeld van een:
A
Plattegrond
B
Thematische Kaart
C
Staatkundige overzichtskaart
D
Natuurkundige overzichtskaart

Slide 13 - Quizvraag

Wat voor soort kaart is dit?
A
Natuurkundige overzichtskaart
B
Staatkundige overzichtskaart
C
Thematische kaart
D
Topografische kaart

Slide 14 - Quizvraag

Dit is een:
A
Staatkundige Overzichtskaart
B
Thematische kaart
C
Topografische kaart
D
Natuurkundige overzichtskaart

Slide 15 - Quizvraag

Welke kaart zie je hier?
A
natuurkundige overzichtskaart
B
staatkundige overzichtskaart
C
thematische kaart
D
Topografische kaart

Slide 16 - Quizvraag

Wat voor soort kaart is dit?
A
Natuurkundige overzichtskaart
B
Staatkundige overzichtskaart
C
Thematische kaart
D
Topografische kaart

Slide 17 - Quizvraag

Hoe pak je het aan?
Stap 1: bekijk de titel van de kaart
Stap 2: wat voor soort kaart is het?
Stap 3: wat betekenen kleuren, icoontjes, lijnen grafieken etc. op de kaart? Lees de legenda! zorg dat je weer wat de kaart vertelt.
Stap 4: Zoek patronen en verbanden. wat komt overeen? Of wat zeggen deze kaarten van elkaar? heb je twee kaarten? herhaal stap 1 tot 3 bij de tweede kaart.
Stap 5: vind het juiste verband of patroon.

Slide 18 - Tekstslide

Bijvoorbeeld 1:32 (spreek uit: 1 OP 32) wil zeggen:
1 cm is in werkelijkheid 32 cm
32 is het SCHAALGETAL


Slide 19 - Tekstslide

Schrijf de vraag en het antwoord in je schrift.
  1. Waarom groeit de bevolking?
  2. Hoe verschilt de groei van de bevolking per land?
  3. Waarom wonen op sommige plekken veel mensen?
  4. Waarom wonen op sommige plekken weinig mensen?
Schaal = de verhouding tussen de afstand op de kaart en de afstand in werkelijkheid.

  • 1:100.000
  • Je spreekt uit 1 staat tot honderdduizend
  • 1 cm op de kaart is in werkelijkheid 100.000 cm

Slide 20 - Tekstslide

Vergroten
Kan ook andersom
Schaal 4:1

= 4x zo groot als in de werkelijkheid

Slide 21 - Tekstslide


schaal
Rechtsboven staat dat de schaal van deze kaart 1:200.000 is.
1:200.000
1 centimeter op de kaart is in werkelijkheid 200.000 cm (=2km)
Hoe groter het schaalgetal hoe meer verkleind
berekenen schaal
Je meet met je lineaal hoeveel centimeter 2 plaatsen van elkaar liggen op de kaart. Dan kijk je wat de schaal van de kaart is. In dit geval: 1:200.000. Je streept ALTIJD 5 nullen weg: 1 cm is dus 2 kilometer in het echt. 
Stel plaats A en B liggen 5 centimeter uit elkaar op de kaart dan is dat in werkelijkheid 5 x 2 km. = 10 kilometer.

Slide 22 - Tekstslide

Schaalrekenen
Voor berekenen van afstanden gebruik je de volgende formule:
AK x S = W

AK = De Afstand op de Kaart 
S= Schaalgetal
W = Werkelijkheid


Slide 23 - Tekstslide

1:1000.000
1 cm is in het echt
1.000.000 cm

Om van cm km te maken: 
5 nullen eraf.
Om van km cm te maken: 
5 nullen erbij.

Slide 24 - Tekstslide

  • 1 cm is 20.000.000 cm.
  • 1 cm is 200 km (-5 nullen)

De schaal is 1:20.000.000
Twee plaatsen liggen 1 cm uit elkaar.
Hoeveel km liggen ze uit elkaar?

Slide 25 - Tekstslide

Kaartanalyse : presentatie
  • Zoek samen in tweetallen 3 verschillende verbanden/relaties tussen verschillende kaarten.
  • Vertel waarom je deze relaties ziet liggen. 
  • Vind je het lastig, denk aan verschillende onderwerpen die met elkaar te maken hebben.
  • Gebruik de Bosatlas en google (als je google gebruikt kopier de kaarten dan even in een word bestand) 
  • Gebruik steekwoorden voor je presentatie (1 minuut min. , 3 minuten max.)

Slide 26 - Tekstslide

Aan de slag!

Slide 27 - Tekstslide

Hoe pak je het aan?
Stap 1: bekijk de titel van de kaart
Stap 2: wat voor soort kaart is het?
Stap 3: wat betekenen kleuren, icoontjes, lijnen grafieken etc. op de kaart? Lees de legenda! zorg dat je weer wat de kaart vertelt.
Stap 4: Zoek patronen en verbanden. wat komt overeen? Of wat zeggen deze kaarten van elkaar? heb je twee kaarten? herhaal stap 1 tot 3 bij de tweede kaart.
Stap 5: vind het juiste verband of patroon.

Slide 28 - Tekstslide

timer
1:00

Slide 29 - Tekstslide

Leerdoelen les 1
Aan het einde van deze les kan je:
  • 4 verschillende soorten kaarten benoemen 
staatkundige overzichtskaart, natuurkundige overzichtskaart, thematische kaart, topografische kaart.

Slide 30 - Tekstslide

Leerdoelen les 1
  • Uitleggen wat kaartanalyse is.
  • Alle informatie uit een kaart halen. legenda lezen. Waar ligt dit gebied? Wat geeft de kaart precies aan? Wat zegt deze kaart ?

  • Kan je kaarten analyseren, door patronen en relaties te leggen tussen twee kaarten.
  • Verbanden/relaties en patronen herkennen. binnen een kaart of tussen twee kaarten. voordat je een patroon kan zien. moet je eerst de kaart goed lezen.

Slide 31 - Tekstslide

Topografische kaart
Overzichtskaart
Thematische kaart

Slide 32 - Sleepvraag

Wat betekent kaartlezen
A
Dat je in een restaurant een menu kan aflezen van een kaart
B
Dat je kan begrijpen hoe een kaart werkt
C
Dat je kan begrijpen hoe je iets van een kaart afleest
D
Dat je kan begrijpen wat er op een kaart staat

Slide 33 - Quizvraag

Thematisch
Topografisch
Overzichts
Dit zijn kaarten waarop de werkelijkheid zo volledig mogelijk wordt aangegeven, zoals hoogteverschil, rivieren, grondgebruik, dorpen, steden en wegen.
Dit zijn zeer nauwkeurige en volledige kaarten, ook wel 'stafkaarten' genoemd. De schaal van deze kaarten is 1:10.000 tot 1:100.000.


Dit zijn kaarten die gaan over een bepaald onderwerp. Denk aan het klimaat, de industrie, bevolkingsspreiding, etc.

Slide 34 - Sleepvraag

topogafische kaart
Natuurkundige kaart
Thematische kaart
Staatkundige kaart

Slide 35 - Sleepvraag

Welke kaartvaardigheid vind je het makkelijkste?
A
kaartanalyse
B
kaartlezen

Slide 36 - Quizvraag

Oefenen kaartanalyse
Kaartlezen: alle informatie uit een kaart halen. legenda lezen. Waar ligt dit gebied? Wat geeft de kaart precies aan? Wat zegt deze kaart ?

Kaartanalyse: Verbanden/relaties en patronen herkennen. binnen een kaart of tussen twee kaarten. Voordat je een patroon kan zien, moet je eerst de kaart goed lezen.

Slide 37 - Tekstslide

Kaart 1
Kaart 2

Slide 38 - Tekstslide

kaart 1
kaart 2

Slide 39 - Tekstslide

kaart 1
kaart 2

Slide 40 - Tekstslide