3MH8 p2.2

Radioactief verval
les 2 paragraaf 2 hoofdstuk Atomen en straling
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NaskMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Radioactief verval
les 2 paragraaf 2 hoofdstuk Atomen en straling

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen
herhaling van vorige week
oefenen met radioactief verval
maken opdrachten

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de massa van
één atoom Koolstof?
A
6
B
12
C
26
D
54

Slide 3 - Quizvraag

Hoeveel neutronen heeft
een atoom fosfor?
A
9
B
15
C
16
D
31

Slide 4 - Quizvraag

Hoeveel neutronen en protonen heeft een koolstof-atoom in totaal?
A
6
B
12
C
18
D
24

Slide 5 - Quizvraag

Waar in het atoom bevinden zich de elektronen?
A
in de kern
B
in de wolk

Slide 6 - Quizvraag

Wat bepaalt de massa van een atoom?
A
De protonen
B
De protonen, neutronen en elektronen
C
De neutronen
D
De protonen en neutronen

Slide 7 - Quizvraag

Protonen zijn bouwsteentjes van een atoom. Waar zitten ze? En wat is de lading van een proton?
A
In de kern, negatieve lading
B
in de kern, positieve lading
C
in de wolk, negatieve lading
D
in de kern, geen lading

Slide 8 - Quizvraag

Waarvan is het afhankelijk of de kern van een atoom stabiel is of instabiel?
A
aantal elektronen en protonen
B
het aantal protonen en neutronen
C
het aantal elektronen en neutronen
D
het aantal elektronen

Slide 9 - Quizvraag

Nadat een C-14 atoom is vervallen, wordt het dus...
A
Een C-13 atoom
B
Een N-13 atoom
C
Een N-14 atoom
D
Een C-12 atoom

Slide 10 - Quizvraag

Zuurstof heeft 8 protonen. Hoeveel elektronen heeft zuurstof-18?
A
0
B
8
C
10
D
16

Slide 11 - Quizvraag

Maakt het aantal atomen waarmee je begint uit voor de halveringstijd?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quizvraag

Rekenen met halfwaardetijd



Neem deze tekst over. 

Slide 13 - Tekstslide

Rekenen met halfwaardetijd
Neem deze tekst over. 
Na 8 dagen is er 32 MBq over          Na 32 dagen 4 MBq.
Na 16 dagen 16 MBq                             Na 40 dagen 2 MBq
Na 24 dagen 8 MBq                              
Je ziet dat omdat de halfwaardetijd 8 dagen is, dat de radio-actievewaarde telkens na 8 dragen door de helft gaat. 

Slide 14 - Tekstslide

De halveringstijd van C-14 is 5730 jaar.
Na hoeveel tijd is er 25% van de originele hoeveelheid C-14 over?
A
230 jaar
B
5730 jaar
C
11460 jaar
D
17190 jaar

Slide 15 - Quizvraag

IJzer-59 heeft een halveringstijd van 45 dagen. Hoeveel procent blijft over na 135 dagen?
A
50%
B
25%
C
12,5%
D
6,25%

Slide 16 - Quizvraag

is er een radioactieve koolstof soort (C)
Geef aan wat de naam en nummer is en wat de halfwaardetijd is.

Slide 17 - Open vraag

is er een radioactieve jood soort (I)
Geef aan wat de naam en nummer is en wat de halfwaardetijd is.

Slide 18 - Open vraag

Wat is halfwaardetijd van U-235J

Slide 19 - Open vraag

In een kerncentrale ontstaat 20 gram radioactief afval.
Dit is de stof plutonium-239. Deze stof is radioactief en heeft en halfwaardetijd van 24.000 jaar.
Hoeveel gram plutonium-239 is er na 48.000 jaar nog over?
schrijf je berekening op!!

Slide 20 - Open vraag

In een kerncentrale ontstaat 20 gram radioactief afval. Dit is de stof plutonium-239. Deze stof is radioactief en heeft en halfwaardetijd van 24.000 jaar.
Na hoeveel jaar is er minder dan 0,08 gramplutonium-239 over?
Schrijf je berekening op!!

Slide 21 - Open vraag

Opgaven
Maken van hoofdstuk  8 par 2
de oneven nummers en als je dit af hebt de test jezelf

Slide 22 - Tekstslide

Radioactieve isotoop
Een radioactieve isotoop heeft atoomkernen die instabiel zijn. Het aantal protonen en neutronen in de kern is dan niet goed in evenwicht. 
Hierdoor kunnen deze atoomkernen spontaan, zonder invloed van buitenaf, uit elkaar vallen. 
Dit noem je radioactief verval.

Slide 23 - Tekstslide

Radioactieve isotoop
Bij radioactief verval ontstaat een nieuwe atoomkern met nieuwe eigenschappen. 

De atoomkernen van C-14 veranderen bijvoorbeeld in atoomkernen van N-14, een isotoop van stikstof die zelf niet radioactief is. 
Dit noem je een kernreactie. 

Net als bij een chemische reactie verdwijnt er een stof (in dit geval C-14) en ontstaat er een stof (in dit geval N-14).

Slide 24 - Tekstslide

Ioniseren
De stralingsenergie in deze straling is zo geconcentreerd dat ze de verbinding tussen de atomen in een molecuul kan verbreken. 
Dit noem je ioniseren. 
De moleculen vallen daardoor in brokstukken uit elkaar.
Deze sterk ioniserende straling is gevaarlijk. Ze kan moleculen kapotmaken die belangrijk zijn voor de processen in je lichaam.

Slide 25 - Tekstslide

Activiteit
Het aantal kernen dat in één seconde vervalt, noem je de activiteit. 

Je meet de activiteit in becquerel (Bq). 

Bij een activiteit van 100 Bq vervallen er elke seconde honderd kernen.

Slide 26 - Tekstslide

Halveringstijd
De activiteit van een hoeveelheid radioactief materiaal wordt steeds kleiner. Dat komt doordat er steeds minder instabiele kernen overblijven. 
Na die halveringstijd:
• is de helft van de oorspronkelijke, instabiele atoomkernen verdwenen, en
• is de hoeveelheid straling ook met de helft verminderd.

Slide 27 - Tekstslide

WAAR
NIET WAAR
De halveringstijd van een radioactieve stof is de tijd waarin het aantal
stabiele atoomkernen met de helft afneemt

Slide 28 - Sleepvraag

oefenen
I-131 is een radioactieve isotoop van jood. Artsen gebruiken om afwijkingen aan de schildklier mee te behandelen. De halverings-tijd is 8 dagen.
Een ziekenhuis ontvangt op een bepaald moment een hoeveelheid met een activiteit van 64 MBq. Dat betekent dat er elke seconde 64 miljoen atoomkernen vervallen.
Bereken hoe groot de activiteit van het 
 na 40 dagen is.

Slide 29 - Tekstslide

maken 
opdrachten bij paragraaf 2
ook test jezelf van paragraaf 2
Heb je dit allemaal af kijk dan even of je alle opdrachten bij paragraaf 1 hebt gemaakt.

Slide 30 - Tekstslide