1TH Woordsoorten: lw, zn, ww

WELKOM!




De gele stift ligt op een houten tafel.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

WELKOM!




De gele stift ligt op een houten tafel.

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
- Ik kan een lidwoord (lw) in een zin benoemen.
- Ik kan een zelfstandig naamwoord (zn) in een zin benoemen.
- Ik kan een werkwoord (ww) in een zin benoemen.



Slide 2 - Tekstslide

Even kijken...
Wat heb je onthouden van de basisschool?

Slide 3 - Tekstslide

Bij welke woordgroep horen
'de', 'het' en 'een'?
A
lidwoord (lw)
B
bijvoeglijk naamwoord (bn)
C
zelfstandig naamwoord (zn)
D
werkwoord (ww)

Slide 4 - Quizvraag

Hoe benoem je woorden als 'lopen', 'lachen', 'luieren' en 'lasergamen'?
A
lidwoord (lw)
B
bijvoeglijk naamwoord (bn)
C
zelfstandig naamwoord (zn)
D
werkwoord (ww)

Slide 5 - Quizvraag

In welk rijtje staan alléén zelfstandig naamwoorden (zn)?
A
sleutel, grote, Amsterdam
B
Robert, laptop, koffiekop
C
IJssel, blauwe, kindje
D
lijmpot, verliefd, Zwolle

Slide 6 - Quizvraag

Lidwoord (lw)

- Er zijn drie lidwoorden: de, het en een.
- Een lidwoord staat altijd voor een zelfstandig naamwoord  
   (zn).
   Let op: soms staat er een bijvoeglijk naamwoord tussen het  
   lidwoord en het zelfstandig naamwoord. 
   > Het kleine huis staat op de hoge berg.


Slide 7 - Tekstslide

Lidwoord (lw)

- Lidwoorden zijn te verdelen in bepaalde lidwoorden (blw) en onbepaalde lidwoorden (olw).
- Blw: 'de' en 'het'
- Olw: 'een' 

- Let op: 'een' betekent soms niet 'een', maar 'één'

Slide 8 - Tekstslide

De gele stift ligt 
op een houten tafel.


Lidwoorden in deze zin
zijn dus... (vul in op de volgende pagina)

Slide 9 - Tekstslide

Wat zijn de lidwoorden in de zin
'De gele stift ligt op een houten tafel'?

Slide 10 - Open vraag

Zelfstandig naamwoord (zn)
- Het zn is op heel veel manieren te herkennen:
       > Er kan een lidwoord voor staan.
       > Het zijn vaak mensen, dieren, planten, dingen.
       > Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken.
       > Je kunt er vaak een meervoudsvorm van maken.
- Ook (aardrijkskundige) namen zijn zn!

Slide 11 - Tekstslide

De gele stift ligt op een houten tafel.
'stift' is een zn, want...
- het is een ding
- er staat een lidwoord voor (de)
- je kunt er een verkleinwoord van maken (stiftje)
- je kunt er een meervoudsvorm van maken (stiften)
        

Slide 12 - Tekstslide

Leg op zo veel mogelijk manieren uit dat 'tafel' ook een zn is.

Slide 13 - Open vraag

Werkwoord (ww)
- Een werkwoord geeft aan wat iets/iemand doet of overkomt.
- Een werkwoord kan voorkomen als
     > persoonsvorm (pv)
     > voltooid deelwoord (vd)
     > infinitief (inf) / hele werkwoordsvorm
- Iedere zin bevat ten minste één werkwoord (de pv)


Slide 14 - Tekstslide

De gele stift ligt op een houten tafel.
- Wat doet de stift?
- Liggen. 
- Ligt is dus een werkwoord (ww).


Slide 15 - Tekstslide

De gele stift ligt op een houten tafel.
De             = blw
stift           = zn
ligt             = ww
een            = olw
tafel          = zn

Slide 16 - Tekstslide

De gele stift ligt op een houten tafel
En gele en houten dan? Dat zijn bijvoeglijk naamwoorden.

Slide 17 - Tekstslide