Les 3 Veranderingen in de puberteit

Thema 2 Voortplanting en seksualiteit
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 2 Voortplanting en seksualiteit

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Paragraaf 3 : Veranderingen in de puberteit


2.3.1 Je kunt omschrijven wat primaire en secundaire geslachtskenmerken zijn en daarbij voorbeelden noemen.
2.3.2 Je kunt de processen tijdens de menstruatiecyclus beschrijven.


Slide 2 - Tekstslide

primaire geslachtskenmerken
Primaire betekend eerste.

Primaire geslachtskenmerken zijn al bij de geboorte aanwezig.

Jongens: penis en balzak
Meisjes : clitoris en schaamlippen

Slide 3 - Tekstslide

secundaire geslachtskenmerken
‘Secundaire’ betekent ‘tweede’.

In de puberteit ontstaan de secundaire geslachtskenmerken

Secundaire geslachtskenmerken ontstaan onder invloed van geslachtshormonen.

Slide 4 - Tekstslide

Hormonen
De ontwikkeling van primaire en secundaire geslachtskenmerken wordt geregeld door hormonen

Hormonen worden gemaakt door hormoonklieren.

 De hormoonklieren geven de hormonen af aan het bloed. Via het bloed komen de hormonen in het hele lichaam terecht.




Slide 5 - Tekstslide

Hypofyse
Een belangrijke hormoonklier is de hypofyse.
 Deze ligt tegen de onderkant van de hersenen aan. 

Vanaf de puberteit maakt de hypofyse hormonen aan die de werking van de eierstokken en teelballen regelen.

 De eierstokken en teelballen zijn zelf ook hormoonklieren.

In de puberteit zorgen hormonen uit de hypofyse ervoor dat:
• de teelballen zaadcellen gaan maken
• de teelballen mannelijke geslachtshormonen gaan maken (testosteron)
• in de eierstokken eicellen gaan rijpen
• de eierstokken vrouwelijke geslachtshormonen gaan maken (oestrogenen)





Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

intersekse
Niet alle kinderen worden als jongen of meisje geboren. 
Bij intersekse kinderen zien de primaire geslachtskenmerken er anders uit. 
Bijvoorbeeld een vergrote clitoris of geen penis.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Opdrachten maken


Opdracht 1  BLZ 94 in je boek en opdracht 5 en 6 in je schrift
BLZ 96

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

ovulatie
Vanaf de puberteit wordt ongeveer één keer per maand een eicel rijp.
 De rijpe eicel komt dan vrij uit een eierstok. 
Dit heet de ovulatie of eisprong.


De eicel zit in een follikel in de eierstok. De follikel is een soort blaasje die vocht kan opnemen.
Nadat de eicel is vrijgekomen, verschrompelt de follikel.

Slide 12 - Tekstslide

Alle follikels zijn al gevormd voordat een meisje geboren wordt. Deze follikels kunnen rijpen vanaf de puberteit tot aan de overgang. Bij de meeste vrouwen begint de overgang rond hun vijftigste levensjaar. Na de overgang rijpen er geen follikels meer. Er komen dan geen eicellen meer vrij.

Slide 13 - Tekstslide

de cyclus
een gemiddelde cyclus duurt 28 dagen. 

de start van de cyclus is op dag 1 van de menstruatie. 

op dag 14 vind de ovulatie plaats (eisprong)

Slide 14 - Tekstslide

de cyclus
het baarmoederslijmvlies wordt afgebroken dit is de menstruatie (ongesteldheid) 

na ongeveer 5 dagen wordt het slijmvlies weer dikker in de baarmoeder dit is nodig voor het innestelen van een eitje. 

vind er geen bevruchting plaats dan zal het slijmvlies weer afgebroken worden. 

Slide 15 - Tekstslide

overleven!?
sperma kan tot wel 3 dagen overleven in de baarmoeder (72 uur)

een eicel kan tot 1 dag overleven in de baarmoeder (24 uur)

Slide 16 - Tekstslide

de cyclus
dag 1 tot en met 5: menstruatie het slijmvlies wordt afgebroken.

dag 6 tot en met 8: minder vruchtbaar weinig kans op zwangerschappen.

dag 9 tot en met 16: vruchtbare periode kans op zwangerschappen groot. (dag 14 ovulatie)

dag 17 tot en met 28: minder vruchtbaar weinig kans op zwangerschappen

Slide 17 - Tekstslide

Opdrachten maken


Opdracht 2-3 in je boek blz 94 en opdracht 7-8 BLZ 97

Slide 18 - Tekstslide