Samenvating les


Stoommachine
rond 1764 



  • De eerste werkende stoommachine van de Industriële Revolutie kwam rond 1700
  • Pas door de verbeteringen van James Watt kon de stoomachine pas echt worden ingezet
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les


Stoommachine
rond 1764 



  • De eerste werkende stoommachine van de Industriële Revolutie kwam rond 1700
  • Pas door de verbeteringen van James Watt kon de stoomachine pas echt worden ingezet

Slide 1 - Tekstslide


Veranderingen door 
de stoommachine 




  • Leegpompen van mijnen, waardoor je dieper de grond in kunt (grondstoffen)
  • Oude energiebronnen (wind-, spier- en waterkracht) worden langzaam vervangen
  • Stoommachine is overal te plaatsen, niet alleen aan het water





Slide 2 - Tekstslide


Industriële Revolutie
1750-1900




  • Door de komst van de machines verandert de manier waarop mensen produceren: van handmatig naar machinaal
  • De verandering noemen we de Industriële Revolutie









Slide 3 - Tekstslide

Werk in de eerste fabrieken
19e eeuw honderdduizenden mensen trokken naar industriegebieden.
Slechte arbeids- en leefomstandigheden.

In huisnijverheid konden mensen zelf werktempowerk bepalen, maar in fabrieken bepalen de baas en de machines.

Fabrieksbazen wilden zoveel mogelijk winst maken (lange werkdagen en lage lonen).
 

Slide 4 - Tekstslide

Werk in de eerste fabrieken
Arbeidsomstandigheden
  • Lage lonen
  • Lange werkdagen (alleen zondag vrij)
  • Eentoning en ongeschoold werk. Vrouwen en kinderen werkten ook (nog minder loon)
  • Veel ongelukken in fabrieken en mijnen (vrijwel geen veiligheidsmaatregelen)
  • Smerige lucht en oorverdovend lawaai
  • Protesteren of demonstreren had weinig zin. Je werd ontslagen.

Slide 5 - Tekstslide

Wonen bij de fabriek
Eerste industriegebieden ontstonden in Noordwest-Engeland.
Eerste fabrieken werden gebouwd naast snelstromende rivieren, bij havens, dichtbij steenkool- en ijzerertsvelden.
Urbanisatie
Landelijke gebieden veranderden in industriegebieden met grote, dichtbevolkte steden.
Fabrieksarbeiders woonden in arbeiderswijken dichtbij de fabrieken.



Slide 6 - Tekstslide

Wonen bij de fabriek
Bijna geen openbaar vervoer. Infrastructuur verbeterde door spoorlijnen. Vervoer grondstoffen en producten.
Leefomstandigheden:
  • Luchtvervuiling, smerige straten en geen riolering
  • Geen schoon drinkwater en slechte hygiëne
  • Cholera en andere besmettelijke ziekten
  • Gemiddelde leeftijd laag en hoogte sterfte onder baby's en peuters.

Slide 7 - Tekstslide

Twee werelden
Drie sociale groepen: rijke burgers  middenklasse en fabrieksarbeiders.

Leefomstandigheden rijke burgers (fabrikanten, bankiers and advocaten):
  • Leefden in buitenwijken, in ruime huizen met een tuin
  • Schonere straten en betere hygiëne
  • Goede scholen en mooie parken
 

Slide 8 - Tekstslide

Twee werelden
Middenklasse (geschoold kantoorpersoneel en winkeliers) had het iets beter dan arbeiders.

Fabrieksarbeiders vormden de grootste groep. Lage lonen, weinig bezit en geen onderwijs.

Eind 19e eeuw lichte verbetering leef- en werkomstandigheden van arbeiders. 
Overheid zorgde voor waterleidingen en rioleringen, en beter onderwijs.

Slide 9 - Tekstslide

Koninkrijk der Nederlanden
Verschillende Nederlandse staten:

  • 1815 kwam er een einde aan een tijd van revolutie 
  • Nederland werd koninkrijk
  • 1830 Belgen komen in opstand  

Slide 10 - Tekstslide

De regering van koning Willem I
  • benoemde en ontsloeg ministers 
  • besliste in zijn eentje over wetten


Slide 11 - Tekstslide

De liberalen
  • grondrechten 
  • vrijheid van meningsuiting en geloof 
  • inspraak in het bestuur 
  • meer economische vrijheden 

Slide 12 - Tekstslide

Grondwet van 1848
  • Willem II 
  • bang voor revolutie 
  • Thorbecke en de nieuwe grondwet 

Slide 13 - Tekstslide

Grondwet van 1848
  • koning had minder macht 
  • ministers en het parlement hebben het bestuur 
  • nieuwe wetten werden goedgekeurd door de eerste en tweede kamer 
  • elke 4 jaar verkiezingen 
  • stemrecht en democratie (alleen voor rijke mannen)  

Slide 14 - Tekstslide