2.2 Gewrichten

Wat gaan we doen?
LessonUp: Checken of je 2.1 hebt begrepen.
LessonUp en boek: Uitleg van 2.2 over gewrichten e.d. (met modellen)
Digitaal maken: 2.2.

Huiswerk: 2.2 afmaken
Leren voor de formatieve toets: 1.1, 2.1 en 2.2: 
Jou eigen aantekeningen, de paragrafen met opdrachten, de bronnen en de samenvatting. De openstaande LessonUp lessen: 1.1, 2.1 en 2.2. 






1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen?
LessonUp: Checken of je 2.1 hebt begrepen.
LessonUp en boek: Uitleg van 2.2 over gewrichten e.d. (met modellen)
Digitaal maken: 2.2.

Huiswerk: 2.2 afmaken
Leren voor de formatieve toets: 1.1, 2.1 en 2.2: 
Jou eigen aantekeningen, de paragrafen met opdrachten, de bronnen en de samenvatting. De openstaande LessonUp lessen: 1.1, 2.1 en 2.2. 






Slide 1 - Tekstslide

2.1 Botten
Terugblik vorige les:
- Je kunt 26 botten van je skelet benoemen en met elkaar vergelijken (ook bij dieren).
- Je kunt de functies van je skelet benoemen.
- Je herkent het type bot aan de bouw en
   samenstelling ervan.
- Je geeft aan waardoor de soepelheid van je
   botten veranderen in je leven.
- Je geeft aan hoe je wervelkolom schokken
    opvangt.
   

Slide 2 - Tekstslide


In de afbeelding hiernaast zijn de botten in de vleugel van een vogel weergegeven.
Hoe heet bot 1? En hoe heet bot 2?
A
bot 1 = middenhandsbeentje bot 2 = ellepijp
B
bot 1 = vingerkootje bot 2 = ellepijp
C
bot 1 = middenhandsbeentje bot 2 = spaakbeen
D
bot 1 = vingerkootje bot 2 = spaakbeen

Slide 3 - Quizvraag

Welk bot is het bot dat roodgekleurd is?
A
Ellepijp
B
Opperarmbeen
C
Dijbeen
D
Spaakbeen

Slide 4 - Quizvraag

als deze stof uit het bot verdwijnt, dan wordt het bot veel te buigzaam
A
kalk
B
lijmstof
C
water
D
bloed

Slide 5 - Quizvraag


Van welke botten heeft deze persoon last (roodgekleurde botten)
A
bekkengordel
B
borstwervels
C
halswervels
D
lendenwervels

Slide 6 - Quizvraag

Armen en benen hebben vergelijkbare botten.
Welk bot(ten) uit het been heeft/hebben geen vergelijkbaar (homoloog) bot in de arm?
A
De knieschijf
B
Het dijbeen
C
Het hielbeen
D
Het kuitbeen

Slide 7 - Quizvraag

2.2 Botten bewegen 
Leerdoelen:
Je kunt 4 manieren benoemen en herkennen hoe botten aan elkaar zitten.
Je geeft aan hoe de bouw en de werking van een gewricht is.
Je kunt van elk gewricht noemen tot welk van de 5 typen gewrichten deze behoort. 

Slide 8 - Tekstslide

Bot-verbindingen
Je botten zitten op vier manieren aan elkaar (zie het plaatje)

1. GEWRICHT.  Een gewricht is de meest beweeglijke verbinding tussen  botten. Bijvoorbeeld: het schouderblad en het opperarmbeen kunnen dankzij dit gewricht bewegen. 
2. KRAAKBEENVERBINDING. Je ribben zitten met kraakbeen vast aan het borstbeen. Kraakbeen is buigzaam. Door de kraakbeenverbinding kunnen je ribben een beetje bewegen bij het ademhalen. 
3. VERGROEID. Soms zijn botten vergroeid tot één geheel dat je niet kunt bewegen. Het heiligbeen is een vergroeiing van vijf wervels. 
4. NAADVERBINDING. Je schedel bestaat uit platte beenderen die strak tegen elkaar aanliggen met een naad ertussen. 
Je kunt ze niet bewegen. Dit heet een naadverbinding

Slide 9 - Tekstslide

Bouw van een gewricht
  • De gewrichtsknobbel (-kop) kan bewegen in de gewrichtskom. 
  • Beide zijn bedekt door een 
    kraakbeenlaagje.
  • Met het gewrichtskapsel zitten beide
    botten aan elkaar vast.
  • De binnenkant van het gewrichtskapsel geeft gewrichtssmeer af.
  • Kniegewricht en heupgewricht zijn extra verstevigd met gewrichtsbanden.

Slide 10 - Tekstslide

Het kniegewricht
Door de Meniscus (kraakbeen) passen de gewrichten goed en bewegen soepel over elkaar.  
De kruisbanden en gewrichtsbanden houden het bovenbeen en het onderbeen bij elkaar.

Slide 11 - Tekstslide

5 soorten gewrichten
  • Kogelgewricht
  • Scharniergewricht
  • Rolgewricht
  • Zadelgewricht
  • Eivormig-gewricht

Slide 12 - Tekstslide

Welke soorten gewrichten heb je?
Kogelgewrichten kunnen alle kanten op.
Noem 2 plaatsen met een kogelgewricht.

Scharniergewrichten kunnen in 1 richting
heen en weer bewegen. Geef 2 voorbeelden.

Een rolgewricht draait de botten over elkaar

Slide 13 - Tekstslide

Een zadelgewricht kan je in 2
richtingen bewegen (duim)

Een eivormig gewricht kan je
in 2 richtingen bewegen
maar ook een beetje heen 
en weer (vingers) 
De laatste 2 soorten gewrichten 

Slide 14 - Tekstslide

5 soorten gewrichten

Slide 15 - Tekstslide

Bij welk soort verbinding is er veel beweging mogelijk?
A
Naadverbinding
B
Vergroeid
C
Kraakbeenverbinding
D
Gewricht

Slide 16 - Quizvraag

Welk onderdeel van het gewricht maakt gewrichtssmeer aan?
A
gewrichtskom
B
kraakbeen
C
gewrichtsband
D
gewrichtskapsel

Slide 17 - Quizvraag

Gewricht: welk nummer geeft de gewrichtsknobbel aan?
A
nummer 1
B
nummer 3
C
nummer 5
D
nummer 6

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de functie van het kraakbeen op de gewrichtskom en de gewrichtskogel?
A
De botten buigzaam houden.
B
De botten op de juiste plek houden.
C
Slijtage aan het gewricht voorkomen

Slide 19 - Quizvraag

Wat is geen soort gewricht?
A
rolgewricht
B
kogelgewricht
C
scharniergewricht
D
kantelgewricht

Slide 20 - Quizvraag

Wat voor een soort gewricht is je knie?
A
Vlak gewricht
B
Zadelgewricht
C
Kogelgewricht
D
Scharniergewricht

Slide 21 - Quizvraag

Welk soort gewricht zie je hier?
A
rolgewricht
B
scharniergewricht
C
kantelgewricht
D
kogelgewricht

Slide 22 - Quizvraag

2.1 en 2.2: Je kunt 28 verschillende botten van naam voorzien.
Je kunt aangeven hoe de bouw en de samenstelling van een bot is.
Je benoemt hoe de samenstelling van botten verandert als je ouder wordt.
Je kunt 4 manieren benoemen en herkennen hoe botten aan elkaar zitten.
Je geeft aan hoe de bouw en de werking van een gewricht is.
Je kunt van elk gewricht aangeven tot welk type gewrichten deze behoort.
A
Ik heb meer uitleg nodig
B
Ik begrijp dit redelijk
C
Ik begrijp dit
D
Ik kan dit aan anderen uitleggen

Slide 23 - Quizvraag

Begin met je huiswerk


Huiswerk: 2.2 afmaken
Leren voor de formatieve toets: 1.1, 2.1 en 2.2: 
Jou eigen aantekeningen, de paragrafen met opdrachten, de bronnen en de samenvatting. De openstaande LessonUp lessen: 1.1, 2.1 en 2.2. 






Slide 24 - Tekstslide