Examenkatern Maatschappijkunde: Werk 2223

Maatschappijkunde 
Examenkatern Werk 
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Maatschappijkunde 
Examenkatern Werk 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen H1 t/m 4
Leerdoelen/Je kan uitleggen:
-Wat werk is en waarom we werken
-Wat arbeidsinhoud is, wat capaciteiten zijn en welke vormen van werk er zijn.
-Wat arbeidsomstandigheden en arbeidsvoorwaarden zijn en daar voorbeelden en instanties bij kunnen noemen.
-Wat arbeidsverhoudingen zijn en hoe deze de bedrijfscultuur bepalen.
-Je kan drie soorten leiderschap en overleg beschrijven
-Wat de arbeidsmarkt is en welke beroepssectoren er zijn
-Je kan ontwikkelingen als flexwerken, automatisering en digitalisering beschrijven.

Slide 2 - Tekstslide

1 De betekenis van werk

Slide 3 - Tekstslide

Maslow 
Als je naar de piramide van Maslow kijkt, zie je dat werken een belangrijke rol speelt op het gebied van: 
  • inkomen
  • zekerheid
  • regelmaat
  • sociale contacten
  • waardering (van anderen en voor een beroep)
  • zelfontplooiing 

Slide 4 - Tekstslide

Arbeidsinhoud
Solliciteren? Oké, maar.. wat is de inhoud van het werk?

Arbeidsinhoud = wat je precies voor werk moet doen.

Wat voor werk je gaat doen hangt af van je capaciteiten = de kwaliteiten die je nodig hebt om je werk goed te doen.

Capaciteiten worden bepaald door: aanleg, opleiding en werkervaring, persoonlijkheid etc. 


Slide 5 - Tekstslide

Stel: je gaat solliciteren voor binnenhuisarchitect. Welke vragen stel je over arbeidsinhoud?

Slide 6 - Open vraag

Betaald of onbetaald werk?
Bij betaald werk ben je in loondienst. Je krijgt iedere maand loon/salaris.
Je kunt ook als zelfstandige of ZZP'erwerken > Wat bedoelen we hiermee?

Er is ook onbetaald werk: je krijgt dan geen geld voor je werk. bv. vrijwilligerswerk. 

Slide 7 - Tekstslide

Wat kan een reden zijn waarom mensen vrijwilligerswerk doen?
A
Voor betere arbeidsvoorwaarden
B
Voor sociale contacten
C
Voor economische zekerheid
D
Voor arbeidsinhoud

Slide 8 - Quizvraag

Waarom willen mensen ook weleens zwart werken ?
A
Om geen belasting en sociale premies te betalen
B
Om werkervaring op te doen
C
Om te protesteren tegen betere arbeidsomstandigheden
D
Om nieuwe sociale contacten op te bouwen

Slide 9 - Quizvraag

Arbeidsomstandigheden
  • Hebben te maken met de werksituatie > je werkplek.
  • Er zijn regels en eisen waaraan je werkplek moet voldoen.
  • Controle door overheid: arbeidsinspectie.

Arbowet richt zich op drie aspecten
  • Veiligheid & Gezondheid & Welzijn

Slide 10 - Tekstslide

Voorwaarden en arbeidscontract

Als je gaat solliciteren ben je benieuwd naar de arbeidsvoorwaarden > Afspraken die gelden als je ergens gaat werken. .


Deze afspraken zijn  vastgelegd in arbeidsovereenkomst.

  • Persoonlijke gegevens
  • Datum in diensttreding
  • Omschrijving functie
  • aantal te werken Uren
  • Loon

Slide 11 - Tekstslide

Collectieve arbeidsovereenkomst  
In een CAO zijn de afspraken en voorwaarden voor een grote groep werknemers in een bepaalde sector opgenomen

Slide 12 - Tekstslide

Bruto en netto loon
Voor arbeid krijg je loon (of salaris).
De werkgever betaalt zijn werknemers per uur een brutoloon. Hier houdt de werkgever loonbelasting en sociale premies op in.

Dat wat overblijft is voor de werknemer en noem je het nettoloon

Slide 13 - Tekstslide

Ontslag

Over ontslag zijn ook afspraken gemaakt wanneer je arbeidscontract wordt beëindigd:

  • Opzegtermijn (maand)
  • Op staande voet.

Slide 14 - Tekstslide

Gelijke behandeling


Wet gelijke behandeling
(WGB)

  • verbod om onderscheid te maken tussen M/V  
  • Leeftijdsdiscriminiatie

Slide 15 - Tekstslide

Bedrijfscultuur

Arbeidsverhoudingen: de manier waarop collega's met elkaar omgaan

  • leidinggevenden met werknemers
  • werknemers onderling etc. 

 

Bedrijfscultuur > normen
& w
aarden  binnen een bedrijf. 

  • Gewoonten
  • omgangsnormen (formeel of informeel)

Slide 16 - Tekstslide

Regels

Arbeidsverhoudingen zijn gebaseerd op regels:

  • geschreven
  • ongeschreven.

Ethiek op de werkvloer
Ethische code: afspraken waar het bedrijf zich aan wil houden.
  • klanten en collega's moet je eerlijk behandelen 
  • geen eigendommen van het bedrijf mogen worden gebruikt om er zelf beter van te worden.

Slide 17 - Tekstslide

Wie is de baas?
Formele verhoudingen: Op papier vastgelegde omgangsvormen binnen een bedrijf: functies, taken en bevoegdheden van medewerkers. 

Vastgelegd en omschreven op papier. bv. hoe laat moet je je ziek melden

Informele verhoudingen: Deze verhoudingen hebben te maken met de dagelijkse omgang tussen mensen. Bv. elkaar bij de voornaam noemen, telefoonnummers uitwisselen, elke maand een feestje, collega's sporten samen.

Slide 18 - Tekstslide

Stijlen van leiding geven
  • Autoritaire stijl > de wil van de baas is wet
  • Democratische stijl > op motiveren van werknemers gerichte stijl
  • Raadplegende stijl >  werknemers worden veel betrokken 

Slide 19 - Tekstslide

Meedenken/meepraten
Werknemer: 
  • Inspraak > medezeggenschap > meebeslissen over een aantal zaken binnen een bedrijf.  Binnen de Ondernemingsraad (OR) of MR. 

Verder via: 
  • Werkoverleg
  • Personeelsvergaderingen

Slide 20 - Tekstslide

HOOFDSTUK 4
DE ARBEIDSMARKT
Vraag
& aanbod van arbeidskrachten. 

Vraag naar arbeidskrachten: alle mensen die nodig zijn om het werk in de samenleving uit te voeren.

Aanbod van arbeidskrachten: alle personen tussen 15 en 67 jaar die minimaal 12 uur per week voor werk beschikbaar zijn.
 

Slide 21 - Tekstslide

Arbeidssectoren
Je kunt de beroepen in NL verdelen in vier sectoren:
1. Primaire sector
2. Secundaire sector.
3. Tertiaire sector.
4. Quartaire sector.

Slide 22 - Tekstslide

Primaire en secundaire sector
Primaire sector >  grondstoffen + voedsel leveren
  • Landbouwbedrijven, jacht, veeteelt, visserij.

Secundaire sector >  Industrie, verwerking van grondstoffen naar producten. 
  • Allerlei soorten fabrieken

Slide 23 - Tekstslide

Tertiaire en quartiare sector
Tertiaire sector: Dienstverlening (met winstoogmerk)
  • Handel, transport, horeca, banken, reisbureaus, verzekeringsbedrijven en reclamebureaus.

Quartiare sector: non profit (zonder winstoogmerk)
  • Ziekenhuizen, gemeentehuis, onderwijs, maatschappelijk werkers, dienstverlening,  Rijksoverheid.

Slide 24 - Tekstslide

Ontwikkelingen arbeidsmarkt
Drie ontwikkelingen:
  • werkgelegenheid veranderd voortdurend.
  • Flexibel werken is toegenomen.
  • Veel meer werk via computers.

Werkgelegenheid 
  • Verschuift per sector.
  • Afhankelijk van economie (crisis of niet)
  • Komst van machines en robots.


Slide 25 - Tekstslide

Maatschappelijke klasse
In welke sector je werkt heeft invloed op je maatschappelijke positie.
Deze positie wordt bepaald door: kennis (opleiding), salaris (inkomen), leidinggevende functies (macht)

Slide 26 - Tekstslide

Flexibel werken
21ste eeuw: toename flexibel werken in alle sectoren
  • Deeltijd werken
  • Oproep/uitzendkrachten
  • Thuis werken

Slide 27 - Tekstslide

Hoofdstuk 5 
Hoe kom je aan werk?
Hoe verklaren we de relatief slecht positie van sommige groepen op de arbeidsmarkt? 

Slide 28 - Tekstslide

Je kan op verschillende manieren aan werk komen:
  • Solliciteren op vacatures
  • Hulp vragen UWV
  • Uitzendbureau gaan
  • Netwerken dus via vrienden, oud-collega's of bijvoorbeeld LinkedIn
Hoofdstuk 5 Hoe kom je aan werk?

Slide 29 - Tekstslide

Sollicitatiebrief schrijven 
  • motiveren waarom je graag in aanmerking wil komen.
  • laten zien waarom JIJ juist geschikt bent. 

CV met persoonsgegevens en werkervaring/capaciteiten bijvoegen.
Reageren op een vacature

Slide 30 - Tekstslide

UWV
UWV = Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen.

Waanneer naar het UWV
  • uitkering aanvragen
  • helpen je zoeken met een passende baan

Slide 31 - Tekstslide

 Groepen die bij een krappe arbeidsmarkt soms lastiger een baan vinden: 
  •  vrouwen (deeltijd/kinderen), 
  • mensen met een beperking
  • mensen met een migratieachtergrond
  • Mensen met weinig of geen opleiding.
Kansen op de arbeidsmarkt

Slide 32 - Tekstslide

Overheidsmaatregelen
Overheid heeft als plicht om de probleemgroepen/zwakkeren in de samenleving te helpen. Hoe?

  • Wetgeving rondom discriminatie/Wet gelijke behandeling
  • Kinderopvang/ouderschapsverlof  vergoedingen
  • Extra taalonderwijs voor mensen/kinderen met taalachterstand
  • Jongeren verplicht een startkwalificatie laten halen. Je moet een diploma.
  • Positieve discriminatie
  • kortingen op belastingen/premies

Slide 33 - Tekstslide

Werkloosheid
Er is te  weinig passend werk voor de totale beroepsbevolking.

We onderscheiden tot drie soorten werkloosheid;
1. Seizoenswerkloosheid
2. Conjuncturele werkloosheid
3. Structurele werkloosheid

Slide 34 - Tekstslide

Seizoenswerkloosheid
Bepaalde beroepen hebben het in bepaalde jaargetijden erg druk, daarna super rustig of soms zelfs helemaal geen werk.

Denk aan:
  • bv aspergestekers, diverse functies in de landbouw, tuinbouw.
  • medewerkers van festivals
  • medewerkers van strandpaviljoens, campings etc 

Slide 35 - Tekstslide

Conjunctuur

Conjunctuur is de golfbeweging in de economie.
Dus > tijdens  economische crisis vaak meer werklozen. Vaak terug te zien in in meerdere sectoren

Conjunctuurwerkloosheid is vaak van tijdelijke aard. 

Slide 36 - Tekstslide

Structurele werkloosheid
Structurele werkloosheid is blijvende werkloosheid >
dus banen verdwijnen.
 

  • Marktmechanisme > het werk verdwijnt gewoon
  • Automatisering > werk wordt overgenomen door automatisering en robots
  • Lage lonenlanden > werk verdwijnt naar andere landen > bedrijfstakken houden op te bestaan.

Slide 37 - Tekstslide

Gevolgen van werkloosheid
We onderscheiden drie gevolgen

1. persoonlijke gevolgen
2. gevolgen voor samenleving
3. gevolgen voor overheid

Slide 38 - Tekstslide

Persoonlijke gevolgen
Werkloos >  dus inkomen gaat omlaag
Dit heeft gevolgen voor > 
1. uitgaven
2. sociale contacten
3. minder goed op de hoogte (kennis)
4. minder waardering
5. lastig omgaan met vrije tijd/te veel tijd hebben.

Slide 39 - Tekstslide

Gevolgen voor de overheid
Wanneer je werkloos bent kun je een uitkering aanvragen bij de overheid.
  • Kosten hiervoor worden betaald uit  premies en belastingen en werkenden betalen. 
  • Overheid moet bij hoge werkloosheid bezuinigen op andere uitgaven om uitkeringen te kunnen betalen.
  • Uitkeringen kunnen verlaagd worden > doel: mensen worden zo gedwongen werk te zoeken.  

Slide 40 - Tekstslide

Gevolgen voor samenleving
Voor de samenleving heeft werkloosheid  ook gevolgen;
  • bepaalde groepen worden niet opgenomen op de arbeidsmarkt.
  • Langdurige werkloosheid geeft een maatschappelijke achterstand.
  • Grotere inkomensverschillen in de samenleving

Slide 41 - Tekstslide

De sociale partners 
Hoe zijn werkgevers en werknemers georganiseerd?
Welke belangen hebben werkgevers en werknemers? 

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Belangen werkgevers en werknemers
Belangen werknemers

  • voldoende werkgelegenheid 
  • goede arbeidsvoorwaarden (loon, vakantiedagen en prettige werktijden)
  • goede arbeidsomstandigheden (fijne, gezonde werkplek)
  • promotiekansen
  • medezeggenschap
  • uitkering bij ziekte, arbeids-ongeschiktheid en werkloosheid

Belangen werkgevers

  • lage kosten, dus lage lonen, lage sociale premies en belastingen, goedkope grondstoffen
  • weinig concurrentie uit het buitenland
  • ijverige en goed opgeleide en betrouwbare werknemers
  • zo min mogelijk regels van de overheid

Slide 44 - Tekstslide

VAKBONDEN 

VAKBONDEN > Komen op voor de belangen van werknemers
VAKCENTRALES > (verzameling vakbonden) FNV, CNV 

  • Voor iedere bedrijfstak (= bedrijven die ongeveer hetzelfde werk doen): de bouw, de horeca, onderwijs, enz.
  • Voor iedere beroepsgroep (= groep personen met hetzelfde beroep bv dokters, ramenwassers, prostituees, journalisten)

Als je lid bent van een vakbond, dan helpen ze je als je het niet eens  bent met je ontslag, ruzie hebt over je salaris met je baas, je het niet eens bent met een overplaatsing.

Slide 45 - Tekstslide

 Werkgeversorganisaties
Komen op voor de belangen van werkgevers:

Drie soorten organisaties:
1= Grote bedrijven (VNO Verbond van `Nederlandse ondernemingen)
2= Kleinere bedrijven (MKB, Koninklijke vereniging Midden en Klein Bedrijf)
3= Boeren (Farmers Defence Force, LTO land en tuinbouw organisatie)

Werkgeversorganisaties adviseren werkgevers bij conflicten met werknemers en als ze veel werknemers moeten ontslaan, of bv. rechtsbijstand om een staking te verbieden

Slide 46 - Tekstslide

Aan de slag! 
Maak in tweetallen de opdracht Werk (in LessonUp > Werk

Download VMBO-KGT oefentoetsapp 
Maak alle onderdelen van Werk > scoor minimaal 80%! 



Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Link