hoofdstuk 14

Week 39 De werkelijkheid is anders
Inleiding onvolkomen markten
1. monopolie (par. 14.2)
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 35 slides, met tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Week 39 De werkelijkheid is anders
Inleiding onvolkomen markten
1. monopolie (par. 14.2)

Slide 1 - Tekstslide

Monopolisten: prijszetters
Producenten die op een marktvorm van onvolkomen concurrentie aanbieden, zijn prijszetters. D.w.z. dat ze zelf hun prijs kunnen bepalen. Ze moeten hierbij wel rekening houden met het feit dat wanneer ze de prijs verhogen, de vraag daalt. 
De prijsafzetlijn (=GO) wordt dan gegeven door de vraaglijn. 

Slide 2 - Tekstslide

MO-lijn bij prijszetters
De MO-lijn verloopt ook dalend; als de producent meer wil verkopen, moet de prijs omlaag. 
Dus, voor elk extra product, neemt de extra opbrengst af.

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeld
Stel dat de vraaglijn naar een 
bepaald product van een 
monopolist wordt gegeven door 
de volgende vraagfunctie: 
qv = -2p + 12

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld
De MO-lijn daalt 2x zo snel 
als de prijsafzetlijn, 
dus de MO-lijn snijdt 
de q-as op de helft 
van waar de GO-lijn de 
q-as snijdt.

Slide 5 - Tekstslide

Maximale winst in grafiek
De winst van een prijszetter 
bepaal je op dezelfde manier 
als van een hoeveelheids-
aanpasser: 
Stap 1: bepaal q 
waarbij er maximale winst is.
Stap 2: bij die q: (GO - GTK) x q

Slide 6 - Tekstslide

Maximale winst in grafiek
De winst van een prijszetter 
bepaal je op dezelfde manier 
als van een hoeveelheids-
aanpasser: 
Stap 1: bepaal q 
waarbij er maximale winst is.
Stap 2: bij die q: (GO - GTK) x q

Slide 7 - Tekstslide

Maximale omzet
De omzet is maximaal wanneer MO = 0.
Als MO namelijk positief is, zal TO toenemen als de afzet stijgt. 
Op een gegeven moment neemt TO echter af als de afzet stijgt, omdat vraag inelastisch wordt: de procentuele
stijging van de vraag (afzet) is kleiner dan de procentuele daling van de prijs. 

Slide 8 - Tekstslide

Maximale omzet
De omzet is maximaal 
wanneer
MO = 0
Dat is namelijk de top 
van de TO.

Slide 9 - Tekstslide

De omslag is altijd
precies op de helft van de vraaglijn, namelijk op de top van de TO-functie: 

Slide 10 - Tekstslide

Prijsdiscriminatie
Een monopolist kan soms zijn winst vergroten door voor hetzelfde product aan verschillende groepen vragers (marktsegmenten) verschillende prijzen te vragen.
Het moet dan niet mogelijk zijn om het product of de dienst door te kunnen verkopen aan mensen uit een andere vragersgroep.

Slide 11 - Tekstslide

Uitgangspunten:

  • product / dienst kan niet worden doorverkocht aan mensen uit een andere vragersgroep 
  • kosten zijn hetzelfde met en zonder prijsdiscriminatie 
  • op beide deelmarkten geldt: MO = MK 

Slide 12 - Tekstslide

opgave 8 rekenen in de file
Het profijtbeginsel vraag 1:
  • brandstofaccijns
  • btw in de brandstofprijs
  • tolgelden

Slide 13 - Tekstslide

vraag 2 Voor automobilisten kan op eenzelfde stuk weg op een zelfde moment het tarief voor de heffing verschillen bij voorbeeld op basis van verschillen in verbruik.

vraag 3
1 - 3 - 5 - 2 - 4 - 6

Slide 14 - Tekstslide

vraag 4 t/m 6 opgave 8

Slide 15 - Tekstslide

Eerste PO en dan verder met de stof
maak je taken in orde .
Het allerlaatste moment om de voortgangskaart van periode 1 in te leveren voor de controle voor de herkansingen is 
vrijdag 8 oktober het 8e uur

Slide 16 - Tekstslide

week 39 les 2
verder met de onvolkomen markten.
Maar eerst even prijsdiscriminatie nog een keer.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Terugblik

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

week 40 les 2
marktvormen op een rij
extra oefenen

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Monopolie
  • Eén aanbieder
  • Veel vragers
  • Homogeen product
  • Mogelijkheid tot kartels
  • heel veel marktmacht

Voorbeeld:
De NS, Microsoft met Windows,
Pro Rail, beheer spoorwegennet.

Slide 23 - Tekstslide

                                 opgave 10

Slide 24 - Tekstslide

Oligopolie
  • Paar grote aanbieders en veel vragers  
  • Heterogene goederen → producenten moeten met elkaar concurreren 
  • Homogene goederen → klanten letten vooral op de prijs (er kan een prijzenoorlog ontstaan, denk aan supermarkten) 

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Volkomen concurrentie:
- Veel aanbieders
- Veel vragers
- Homogeen product: klant maakt geen onderscheid.

Monopolistische concurrentie
- Veel aanbieders
- Veel vragers
- Heterogeen product: klant maakt wel onderscheid


Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Veel aanbieders, veel vragers

Slide 29 - Tekstslide

Heterogeen product
Producten lijken op elkaar, maar elke aanbieder is uniek

Slide 30 - Tekstslide

Monopolistische concurrentie
  • Veel aanbieders  
  • Producten lijken op elkaar, maar elke aanbieder is uniek
  • Voor de klant is er een verschil wie levert of wat het merk is (heterogeen goed) 
  • Gemakkelijke toetreding
  • Komt veel voor

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

nog even dit..........
het 8ste uur nog een extra les alleen voor 5havo
antwoorden huiswerkboekje in magister

Slide 33 - Tekstslide

huiswerk 
maak checklist 4.3
Leren voor het SE
h. 12, 13 en 14 t/m par. 14.3

Slide 34 - Tekstslide

week 40 les 2
bespreken checklist 14.2
korte uitleg monopolistische concurrentie en oligopolie
oefening voor SE

Slide 35 - Tekstslide